Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Pers

Pers

Een werktuig waarmee het sap uit vruchten geperst wordt. Omdat de olijvenoogst na die van de druiven kwam, werden vaak dezelfde persen gebruikt voor het winnen van zowel druivesap als olijfolie, hoewel er voor olijven ook een ander type pers werd gebruikt.

Over het algemeen bestond een pers uit twee ondiepe, op een gootsteen gelijkende holten die op ongelijke hoogte in de natuurlijke kalksteen uitgehouwen en door een geultje met elkaar verbonden waren (Nu 18:27, 30; 2Kon 6:27). De druiven of olijven werden in de bovenste bak, de eigenlijke pers (gath, Ne 13:15), getreden of gekneusd, waarna het sap of de olie onder invloed van de zwaartekracht in de onderste bak, de perskuip (jeʹqev, Re 7:25; Sp 3:10; Joë 2:24; Hag 2:16), vloeide. In Joël 3:13 komen beide woorden voor: „Komt, daalt af, want de wijnpers [gath] is vol geworden. De perskuipen [jeqa·vimʹ, mv. van jeʹqev] vloeien werkelijk over.” Blijkbaar werd met het woord jeʹqev ook gedoeld op persen die slechts één enkele bak hadden, waarin men zowel de druiven trad als het sap verzamelde (Job 24:11; Jes 5:2; 16:10; Jer 48:33). Bij deze persen liep de bodem schuiner af dan bij het conventionele type met twee bakken, waardoor het sap zich in het lagere gedeelte kon verzamelen. Een pers die lang en smal was, als een trog, werd een poe·rahʹ genoemd (Jes 63:3; Hag 2:16). In de christelijke Griekse Geschriften wordt eveneens over de wijnpers (leʹnos, Mt 21:33) gesproken, en ook over de „kuip voor de wijnpers” (hu·po·leʹni·on, Mr 12:1).

Men heeft een pers gevonden waarvan de bovenste bak 2,4 m lang, net zo breed en 38 cm diep was. De kleinere kuip, waar het sap in liep, lag ongeveer 60 cm lager en was 1,2 m in het vierkant en 90 cm diep. In zo’n wijnpers klopte Gideon zijn tarwe uit. — Re 6:11.

Het kneuzen van de vruchten geschiedde in deze persen gewoonlijk met blote voeten of met zware stenen. Twee tot zeven of meer mannen traden gezamenlijk de wijnpers. Daarom is het opmerkelijk dat Jesaja zei dat Jehovah, als de grote Treder, de wijntrog alleen zal treden (Jes 63:3). Boven de hoofden van de treders bevond zich een dwarsbalk met touwen waaraan de mannen zich konden vasthouden. Door het spatten van het „druivebloed” kwamen de bovenklederen van de treders vol vlekken te zitten (Ge 49:11; Jes 63:2). Hoewel de tijd van het druiventreden veel zwaar werk betekende, was het gewoonlijk een vreugdevolle tijd; juichen en zingen hielpen het ritme bij het treden erin te houden (Re 9:27; Jer 25:30; 48:33). De in het opschrift boven drie psalmen (Ps 8, 81, 84) verschijnende uitdrukking „op de Gittith” (in de Griekse Septuaginta en de Latijnse Vulgaat vertaald met „wijnpersen”), kan erop duiden dat het liederen waren die in verband met de wijnoogst werden gezongen.

Figuurlijk gebruik. Op een aantal plaatsen in de bijbel wordt in figuurlijke zin over de wijnpers gesproken (Jes 63:2, 3; Klg 1:15). Op de dag van Jehovah, wanneer menigten zijn verzameld in de laagvlakte der beslissing, wordt het bevel gegeven: „Slaat er een sikkel in, want de oogst is rijp geworden. Komt, daalt af, want de wijnpers is vol geworden. De perskuipen vloeien werkelijk over; want hun slechtheid is overvloedig geworden” (Joë 3:13, 14). Op overeenkomstige wijze zag Johannes in een visioen hoe „de wijnstok der aarde . . . in de grote wijnpers van de toorn van God” geslingerd werd, waar hij werd getreden tot er „bloed uit de wijnpers [kwam] tot aan de tomen der paarden”. Degene die „Getrouw en Waarachtig” en „Het Woord van God” wordt genoemd, zal deze wijnpers van de „toorn der gramschap van God de Almachtige” treden. — Opb 14:19, 20; 19:11-16.