Pijniging
Het Griekse woord ba·sa·niʹzo (en verwante termen) komt meer dan twintigmaal in de christelijke Griekse Geschriften voor. Het betekent in wezen „testen met de toetssteen [baʹsa·nos]” en, bij uitbreiding, „onderzoeken of ondervragen door foltering toe te passen”. Sommige lexicografen verklaren dat het woord in de christelijke Griekse Geschriften wordt gebruikt in de zin van ’met hevige pijnen gekweld worden; bestookt worden, benauwen’. — Mt 8:29; Lu 8:28; Opb 12:2.
In de bijbel wordt ba·sa·niʹzo in een aantal gevallen gebruikt. Er wordt bijvoorbeeld gesproken over een verlamde knecht die ’vreselijke pijn leed’ (NW) of „door hevige pijnen gekweld” werd (OB) (Mt 8:6; vgl. Mt 4:24). Ook Lot heeft „dag in, dag uit, zijn rechtvaardige ziel . . . gefolterd” (PC) of werd wegens de wetteloze daden van de inwoners van Sodom „gekweld” (Mo; RS) (2Pe 2:8). Het woord wordt zelfs met betrekking tot het moeizame vooruitkomen van een boot gebruikt. — Mt 14:24; Mr 6:48.
Het Griekse zelfstandig naamwoord ba·sa·niʹstes, dat in Mattheüs 18:34 voorkomt, wordt in sommige vertalingen met „gevangenbewaarders” (AT; NW; vgl. Mt 18:30) en in andere met „folteraars” (NBG) of „pijnigers” (Lu; OB; SV) weergegeven. In gevangenissen werd soms foltering toegepast om inlichtingen los te krijgen (vgl. Han 22:24, 29, waaruit blijkt dat dit werd gedaan, hoewel de uitdrukking ba·sa·niʹzo hier niet wordt gebruikt) en daarom werd het woord ba·sa·niʹstes op gevangenbewaarders toegepast. Over het gebruik van dit woord in Mattheüs 18:34 staat in The International Standard Bible Encyclopaedia: „Waarschijnlijk werd de gevangenschap op zichzelf als ’pijniging’ (wat ze ongetwijfeld was) beschouwd, en de ’folteraars’ waren dan niets anders dan gevangenbewaarders” (onder redactie van J. Orr, 1960, Deel V, blz. 2999). Wanneer derhalve in Openbaring 20:10 gesproken wordt over degenen die „dag en nacht gepijnigd worden tot in alle eeuwigheid”, wordt hiermee klaarblijkelijk te kennen gegeven dat zij gevangengezet of opgesloten zullen zijn. Dat opgesloten zijn een „pijniging” kan worden genoemd, blijkt uit de parallelle verslagen in Mattheüs 8:29 en Lukas 8:31. — Zie MEER VAN VUUR.
Sommige commentators hebben op bijbelteksten gewezen waarin het woord „pijniging” voorkomt om de leer van de eeuwige pijniging in vuur te ondersteunen. Maar zoals zojuist vermeld, zijn er bijbelse gronden voor de opvatting dat de tekst in Openbaring 20:10 niet die betekenis heeft. Vers 14 toont trouwens aan dat „het meer van vuur” waarin de pijniging plaatsvindt, in werkelijkheid „de tweede dood” betekent. En hoewel Jezus sprak over een zekere „rijke” die „in pijnigingen was” (Lu 16:23, 28), beschreef hij niet, zoals onder het trefwoord LAZARUS (nr. 2) wordt aangetoond, de letterlijke ervaring van een werkelijke persoon, maar vertelde hij veeleer een illustratie. In de Openbaring staan een aantal andere teksten waarin de uitdrukking „pijniging” duidelijk een figuurlijke of symbolische betekenis heeft, zoals uit de context blijkt. — Opb 9:5; 11:10; 18:7, 10.