Piream
(Pi̱ream) [Zebra].
De Amoritische koning van Jarmuth in de tijd dat Israël het Beloofde Land binnentrok. Piream sloot zich bij vier andere Amoritische koningen aan in een samenzwering tegen de Gibeonieten, die vrede met Jozua hadden gesloten. In de strijd die volgde, vluchtten Piream en de andere koningen in een grot bij Makkeda, die de Israëlieten verzegelden tot de strijd voorbij was. Piream en de anderen werden daarna gedood, tot de avond aan palen gehangen en in dezelfde grot begraven. — Joz 10:1-27.