Pretoriaanse lijfwacht
Een speciale groep Romeinse soldaten, die oorspronkelijk door Augustus werd georganiseerd als lijfwacht van de keizer. Ze bestond in het begin waarschijnlijk uit negen cohorten van elk 1000 man, maar het aantal cohorten en de grootte ervan is in de loop van de tijd veranderd. Aanvankelijk kwamen de meeste pretorianen uit Italië en was hun soldij hoger dan die van de legioensoldaten, mogelijk twee- of driemaal zo hoog. Tiberius concentreerde dit elitekorps in Rome en liet voor dit doel ten NO van de stadsmuren versterkte kazernes bouwen. Hoewel de cohorten voornamelijk in Rome gestationeerd waren, konden ze ook naar andere landen worden gezonden. Aangezien de pretoriaanse lijfwacht eigenlijk het enige staande leger in Italië was, vormde ze na verloop van tijd een geduchte politieke macht als het erom ging een keizer te steunen of ten val te brengen. Uiteindelijk werden mannen uit de provincies tot de pretoriaanse lijfwacht toegelaten. In 312 G.T. werd deze lijfwacht ten slotte door keizer Constantijn ontbonden.
In de Evangeliën en in Handelingen wordt het Griekse woord prai·toʹri·on, dat eigenlijk een Latijns leenwoord is, gebruikt met betrekking tot een paleis of residentie. De tent van een veldheer stond oudtijds als praetorium bekend, vandaar dat men deze term na verloop van tijd op de residentie van een provinciestadhouder ging toepassen. Pilatus ondervroeg Jezus derhalve in het praetorium of „het paleis van de stadhouder” (Jo 18:28, 33; 19:9; zie PALEIS VAN DE STADHOUDER). Daar werden kennelijk vonnissen geveld, en ook waren daar troepen in kazernes ondergebracht (Mt 27:27; Mr 15:16). In Cesarea werd Paulus „in het pretoriaanse paleis van Herodes onder bewaking gehouden”. — Han 23:35.
Met het oog op dit woordgebruik hebben sommigen geopperd dat prai·toʹri·on in Filippenzen 1:13 betrekking had op Nero’s paleis op de Palatijnse heuvel of op een gerechtsgebouw waar Paulus’ zaak behandeld zou worden. In de Cyclopædia van M’Clintock en Strong (Deel VIII, blz. 469) wordt echter uiteengezet: „Het was niet het keizerlijk paleis, . . . want dit werd in Rome nooit prætorium genoemd; ook was het niet het gerechtsgebouw, want er stond in Rome niet zo’n gebouw, en de naam prætoria werd pas veel later op de gerechtshoven toegepast.” Toen Paulus de eerste maal in Rome gevangenzat, werd het hem „toegestaan op zichzelf te wonen met de soldaat die hem bewaakte” (Han 28:16). Op die manier — en vooral als hij elke dag een andere bewaker had — werd onder de soldaten van de pretoriaanse lijfwacht algemeen bekend dat zijn gevangenisboeien in verband met Christus waren. Bijgevolg zijn veel vertalers van mening dat de uitdrukking prai·toʹri·on in Filippenzen 1:13 betrekking heeft op de pretoriaanse of keizerlijke lijfwacht, en niet op een gebouw of een rechterlijk lichaam. — LV; NW; PC.
De Textus receptus bevat in Handelingen 28:16 nog de woorden: ’de centurio leverde de gevangenen over aan de bevelhebber van de lijfwacht’ (KJ; zie ook SV). Laatstgenoemde was volgens sommigen Sextus Afranius Burrus, de prefect van de pretoriaanse lijfwacht onder Nero tot 62 G.T. Darby geeft het zelfs als volgt weer: ’de centurio leverde de gevangenen over aan de pretoriaanse prefect’. In Darby’s vertaling staat dit gedeelte echter tussen teksthaken om aan te geven dat deze passage in andere handschriften niet voorkomt. Andere, hedendaagse vertalingen laten de zinsnede helemaal weg, aangezien ze niet voorkomt in oude handschriften zoals de Codex Sinaiticus, de Codex Alexandrinus en de Codex Vaticanus nr. 1209. — GNB; NBG; NW; WV.