Provincie
Het met „provincie” weergegeven Griekse woord e·par·cheiʹa duidt op het gebied dat onder het gezag van een Romeins bestuurder viel. Toen Rome zijn veroveringen buiten het Italiaanse schiereiland uitbreidde, werd het gebied of het territoriale domein waarover een stadhouder bestuur uitoefende, een provincie genoemd.
In 27 v.G.T. deelde de eerste Romeinse keizer, Augustus, de 22 toenmaals bestaande provincies in twee categorieën in. De tien vrediger provincies, die niet de voortdurende aanwezigheid van Romeinse legioenen nodig hadden, werden senaatsprovincies. De hoogste Romeinse staatsambtenaar over dit soort van provincie was de proconsul (Han 18:12; zie PROCONSUL). De overige provincies waren keizerlijke provincies; deze waren rechtstreeks verantwoording verschuldigd aan de keizer en werden bestuurd door een stadhouder en, waar het grotere provincies betrof, door een militaire bevelhebber, die een legaat werd genoemd. Keizerlijke provincies lagen vaak in de buurt van de grens. Op grond hiervan of om een andere reden moesten daar legioenen gestationeerd zijn; door scherpe controle op deze provincies behield de keizer zijn gezag over het leger. Na 27 v.G.T. werden uit veroverde gebieden nieuwe provincies gevormd en dit werden keizerlijke provincies. Een provincie kon in kleinere bestuursdistricten onderverdeeld worden.
De status van een provincie kon veranderen van een senaats- in een keizerlijke provincie en omgekeerd. (Zie CYPRUS.) Ook de grenzen van een provincie werden soms gewijzigd. Daardoor kon een stad of streek in een bepaalde tijd in de ene provincie liggen en later in een aangrenzende of zelfs in een nieuwgevormde provincie. Zie voor voorbeelden hiervan CILICIË; KAPPADOCIË; PAMFYLIË; PISIDIË.
Na de verbanning van Archelaüs (Mt 2:22), de zoon van Herodes de Grote, kwam Judea onder het bestuur van Romeinse stadhouders. De stadhouder van de provincie was tot op zekere hoogte verantwoording verschuldigd aan de legaat van de grotere provincie Syrië.
Toen Paulus aan stadhouder Felix te Cesarea overgeleverd werd, „informeerde [deze] uit welke provincie hij [Paulus] was en vernam dat hij uit Cilicië was” (Han 23:34). Tarsus, de geboorteplaats van Paulus, bevond zich in de Romeinse provincie Cilicië. — Han 22:3.
De stadhouder van een keizerlijke provincie werd door de keizer voor onbepaalde tijd benoemd, in tegenstelling met de proconsul van een senaatsprovincie, die gewoonlijk slechts een jaar in zijn ambt bleef. Felix werd als stadhouder van de keizerlijke provincie Judea door Festus vervangen. — Han 25:1.
Zie ook RECHTSGEBIED.