Pua
(Pu̱a).
Deze naam vertegenwoordigt twee op elkaar lijkende Hebreeuwse namen die wat geslacht en betekenis betreft verschillen, maar zowel in de Griekse als in de Nederlandse vertaling hetzelfde geschreven worden.
1. [Poe·ʼahʹ]. Tweede zoon van Issaschar. — 1Kr 7:1; zie PUVA.
2. [Poe·ʽahʹ]. Een Hebreeuwse vroedvrouw die, samen met de vroedvrouw Sifra, van Farao het bevel kreeg om alle mannelijke pasgeborenen van de Hebreeën te doden. Maar omdat zij God vreesde, hield zij de jongetjes in leven, en daarom werd zij door Jehovah met een eigen gezin gezegend. — Ex 1:15-21.
3. [Poe·ʼahʹ]. Vader van rechter Tola en zoon van Dodo uit de stam Issaschar. — Re 10:1.