Ramoth
(Ra̱moth) [waarschijnlijk: Hoogten; van een grondwoord dat „oprijzen” betekent].
1. Een levietenstad in het gebied van Issaschar (1Kr 6:71-73). Ze is blijkbaar identiek met Remeth en Jarmuth (nr. 2) (Joz 19:17, 21; 21:27-29). Men heeft Ramoth voorlopig geïdentificeerd met Kokab el-Hawa (Kokhav ha-Yarden), dat ongeveer 10 km ten N van Beth-Sean op een hoogvlakte ligt.
2. De benaming „Ramoth van het zuiden” in 1 Samuël 30:27 heeft blijkbaar betrekking op het in Jozua 19:8 genoemde „Baälath-Beër, het Rama van het zuiden”. Kennelijk lag Ramoth in de Negeb. — Zie RAMA nr. 2.
3. Een stad in Gilead, ten O van de Jordaan (Joz 20:8). Mettertijd werd ze Ramoth-Gilead genoemd. — Zie RAMOTH-GILEAD.