Rekem
(Re̱kem) [misschien: Wever van veelkleurig weefsel].
1. Een van de vijf koningen van Midian die gedood werden toen Midian gestraft werd omdat het Israël tot immoraliteit had verleid. De vijf koningen, vermoedelijk vazallen van de Amorieten, werden ook „hertogen van Sihon” genoemd. — Nu 31:8; Joz 13:21.
2. Een nakomeling van Manasse. — 1Kr 7:14, 16.
3. Een nakomeling van Juda via Kaleb, de zoon van Hezron. — 1Kr 2:4, 5, 9, 42-44.
4. Een stad in het toegemeten gebied van Benjamin; de ligging ervan is onbekend. — Joz 18:21, 27, 28.