Rezin
(Re̱zin).
1. Een in Damaskus regerende koning van Syrië wiens regering gedeeltelijk samenviel met de regering van koning Jotham (777–762 v.G.T.) van Juda en die van zijn zoon koning Achaz (wiens regering omstreeks 746 v.G.T. eindigde).
Blijkbaar verbond Rezin zich tegen het einde van Jothams regering met Pekah, de koning van Israël, 2Kon 15:36-38). In het verloop van deze oorlog, die ook tijdens de regering van Achaz nog voortduurde, namen de Syriërs (kennelijk onder Rezin) veel Judeeërs gevangen en voerden hen naar Damaskus (2Kr 28:5). Ook ontrukte Rezin Elath, een stad aan de Golf van Akaba, aan Juda; hij verdreef de joden en bracht de stad terug aan de Edomieten (2Kon 16:6). De gecombineerde Syro-Israëlitische strijdkrachten belegerden Jeruzalem, met de bedoeling er „de zoon van Tabeël” als koning te laten regeren, maar zij slaagden er niet in de stad in te nemen (2Kon 16:5; Jes 7:1, 6). De situatie joeg Achaz grote angst aan, ondanks Jesaja’s verzekering dat hij niet bevreesd hoefde te zijn voor Rezin van Syrië en Pekah van Israël (Jes 7:3-12; 8:6, 7). Achaz wendde zich tot Assyrië om hulp en bracht Tiglath-Pileser III er door omkoperij toe Syrië aan te vallen. — 2Kon 16:7, 8; 2Kr 28:16, 20.
om tegen Juda te strijden (Tiglath-Pileser III voerde oorlog tegen Damaskus, nam het in en bracht Rezin ter dood. Zo kwam Syrië onder Assyrische overheersing. — 2Kon 16:9.
2. De vader van een zekere familie van Nethinim, van wie sommigen in 537 v.G.T. uit Babylon naar Jeruzalem terugkeerden. — Ezr 2:1, 43, 48; Ne 7:6, 46, 50.