Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Rode Zee

Rode Zee

Het water dat NO-Afrika van het Arabisch Schiereiland scheidt; hiertoe behoren de beide armen die als de Golf van Suez en de Golf van Akaba bekendstaan. De lengte van de Rode Zee, de term die nu gebruikelijk is, bedraagt zo’n 2250 km, de grootste breedte circa 354 km en de gemiddelde diepte ongeveer 610 m. De Rode Zee maakt deel uit van de Centraalafrikaanse slenk, de grote geologische breuk die van Syrië tot Afrika loopt. Door de hoge verdampingsgraad is het water van deze zee erg zout. De sterke, zeer veranderlijke winden en de aanwezigheid van grote klippen maken het bevaren van de Rode Zee tot een riskante onderneming. Aan de O-kust verheffen zich hoge bergketens, terwijl zich langs de W-kust rotsachtige plateaus en lage heuvels bevinden.

Er is goede reden om aan te nemen dat de in de oorspronkelijke taal gebruikte uitdrukkingen die met „Rode Zee” zijn vertaald, van toepassing zijn op de Rode Zee in het algemeen of op één van beide noordelijke armen (Ex 10:19; 13:18; Nu 33:10, 11; Re 11:16; Han 7:36). Door een wonder spleet Jehovah de wateren van de Rode Zee om de Israëlieten op droge grond te laten overtrekken, maar hij liet Farao en zijn strijdkrachten, die hen achtervolgden, verdrinken (Ex 14:21–15:22; De 11:4; Joz 2:10; 4:23; 24:6; Ne 9:9; Ps 106:7, 9, 22; 136:13, 15). In de bijbelpassages waar dit voorval wordt beschreven, wordt de Hebreeuwse uitdrukking jam (zee) of jam-soefʹ (biezenzee of rietzee) gebruikt. Op grond van de letterlijke betekenis van jam-soefʹ hebben sommige geleerden beweerd dat de Israëlieten slechts door een moerassige streek zijn getrokken, zoals het gebied van de Bittermeren, en niet door de Rode Zee (voornamelijk de westelijke arm, de Golf van Suez, de plaats waar volgens anderen de doortocht waarschijnlijk heeft plaatsgevonden). Er zij echter opgemerkt dat er ruimschoots voldoende water was om de strijdkrachten van Farao te laten verdrinken (Ex 14:28, 29). Dit zou in louter een moeras niet mogelijk zijn geweest. Ook Handelingen 7:36 en Hebreeën 11:29 sluiten een moerasgebied uit, want deze teksten vermelden dezelfde gebeurtenis en gebruiken de Griekse uitdrukking e·ruʹthra tha·lasʹsa, wat „Rode Zee” betekent. (Zie UITTOCHT UIT EGYPTE.) De geschiedschrijver Herodotus (5de eeuw v.G.T.) gebruikte dezelfde Griekse uitdrukking en doelde daarmee niet op een moeras of een onbeduidend water maar op ’de Indische Oceaan, waar de Rode Zee deel van uitmaakt’. — A Greek-English Lexicon, door H. G. Liddell en R. Scott, herzien door H. Jones, Oxford, 1968, blz. 693; zie PI-HACHIROTH.

In een formele uitspraak over de ondergang van Edom wordt gezegd dat het geschreeuw tengevolge van Edoms rampspoed tot aan de Rode Zee te horen zou zijn (Jer 49:21). Dit is begrijpelijk, aangezien het gebied van Edom in het Z aan de Rode Zee grensde (1Kon 9:26), dat wil zeggen aan de noordoostelijke arm ervan, de Golf van Akaba. De grens van Israël strekte zich eveneens tot dit punt uit. — Ex 23:31.