Saraf
(Sa̱raf) [van een grondwoord dat „branden” betekent].
Een nakomeling van Selah uit de stam Juda, die een Moabitische vrouw (of vrouwen) nam (GNB; NW). Volgens alternatieve lezingen heeft Saraf misschien over Moab geheerst (het beheerst of zich er meester van gemaakt). — 1Kr 4:21, 22, Lu; NBG; PC; SV.