Sarezer
(Sare̱zer).
1. Een zoon van de Assyrische koning Sanherib. Enige tijd na de nederlaag die Jehovah Sanherib had toegebracht, doodden Sarezer en zijn broer Adrammelech hun vader met het zwaard terwijl hij zich voor zijn afgod neerboog, waarna zij naar het land Ararat vluchtten (2Kon 19:7, 35-37; Jes 37:38). Hun broer Esar-Haddon, de opvolger van Sanherib, beweert in een inscriptie de moordenaars van zijn vader te hebben nagejaagd. — Zie ESAR-HADDON.
2. De eerstgenoemde van twee vertegenwoordigers van Bethel na de ballingschap, die ongeveer twee jaar voordat de herbouw van de tempel was voltooid, uitgestuurd werden om „het aangezicht van Jehovah te vermurwen” en te vragen of het passend was te vasten. — Za 7:1-3; Ezr 6:15.