Sebanja
(Seba̱nja).
1. Een priester die op de trompet blies in de optocht waarin de ark van het verbond in de dagen van David naar Jeruzalem werd overgebracht. — 1Kr 15:3, 24.
2. Een priesterlijk vaderlijk huis dat in de dagen van Jojakim, de opvolger van de hogepriester Jesua, door Jozef werd vertegenwoordigd (Ne 12:12, 14). In een soortgelijke lijst van priesters die in 537 v.G.T. met Zerubbabel terugkeerden, komt in plaats van Sebanja de naam Sechanja voor (Ne 12:1-7). Tijdens Nehemia’s stadhouderschap bekrachtigde een lid van dezelfde familie, of een priester met dezelfde naam, het verbond dat de natie destijds sloot. — Ne 10:1, 4, 8.
3. Een leviet of een vertegenwoordiger van een gelijknamige levietenfamilie; tijdgenoot van Ezra en Nehemia. Sebanja was een van de levieten die de joden voorgingen in een gebed waarin belijdenis van zonden werd gedaan, waarna zij voorstelden een verbond van getrouwheid te sluiten en het met hun zegel bekrachtigden. — Ne 9:4, 5, 38; 10:1, 9, 10.
4. Een andere leviet die dezelfde betrouwbare overeenkomst hetzij in zijn eigen naam of in de naam van een voorvader bekrachtigde. — Ne 9:38; 10:9, 12.