Sergius Paulus
(Se̱rgius Pa̱u̱lus).
De proconsul van Cyprus toen Paulus dit eiland omstreeks 47 G.T. op zijn eerste zendingsreis bezocht. Lukas noemt hem terecht proconsul, want Cyprus stond destijds niet onder het bestuur van Han 13:7, 12). Cyprus was voorheen een keizerlijke provincie geweest, maar werd in 22 v.G.T. door Augustus onder beheer van de senaat geplaatst. — Zie PROCONSUL.
de keizer maar van de Romeinse senaat (In Soli, aan de N-kust van het eiland Cyprus, werd een inscriptie gevonden met de woorden „tijdens het proconsulaat van Paulus”. Men komt de naam Lucius Sergius Paullus in de Romeinse wereld ook tegen als naam van een curator van de Tiber onder keizer Claudius, maar het is niet zeker of deze personen vereenzelvigd kunnen worden met de in de bijbel genoemde Sergius Paulus. — The Annual of the British School at Athens, Londen, 1947, blz. 201-206.
Sergius Paulus woonde in Pafos, aan de W-kust van het eiland. Hij was „een intelligent man” die er ernstig naar zocht het woord van God te horen, en daarom riep hij Barnabas en Paulus bij zich. Terwijl zij met hem spraken, ging Elymas (Bar-Jezus), een joodse tovenaar, „hen tegenwerken en probeerde de proconsul van het geloof af te keren”. Maar Paulus, vervuld met heilige geest, zei tot deze tovenaar die het goede nieuws tegenstond, dat hij tijdelijk met blindheid geslagen zou worden, en dat gebeurde ook. Toen de proconsul zag wat een krachtig werk Gods geest tot stand had gebracht, werd hij een gelovige, „daar hij versteld stond van het onderwijs van Jehovah”. — Han 13:6-12.