Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Signaal

Signaal

Het Hebreeuwse woord nes schijnt betrekking te hebben op een vaste mast of paal die op een hoog punt werd opgericht; het wordt zowel letterlijk als figuurlijk gebruikt. Het woord duidt derhalve niet op een signaal om boodschappen over te brengen, zoals „een rooksignaal” (Re 20:38, 40) of „een vuursignaal” (Jer 6:1), want daar worden andere Hebreeuwse woorden voor gebruikt. Zo’n mast kon veeleer als verzamelpunt voor mensen of legers dienen (Jes 5:26; 13:2; 18:3; 30:17; 31:9; Jer 4:6, 21; 50:2; 51:12, 27; vgl. Ps 60:4, vtn.). Toen de Israëlieten bijvoorbeeld bij één gelegenheid over het manna en het gebrek aan water klaagden, strafte Jehovah hen door giftige slangen onder hen te zenden. Nadat de Israëlieten berouw hadden getoond, gaf Jehovah Mozes de opdracht om een slang te maken en die aan een signaalmast (nes) te bevestigen. „Mozes maakte terstond een koperen slang en bevestigde die aan de signaalmast; en het gebeurde inderdaad dat indien een slang een man had gebeten en deze zijn blik op de koperen slang richtte, dan bleef hij in leven” (Nu 21:5-9). Kennelijk stond deze signaalmast op een vaste plaats en ongetwijfeld op een hoog punt, zodat de Israëlieten die door een slang waren gebeten, hem konden zien.

Evenzo werd Jeruzalem, waarvan was voorzegd dat het herbouwd zou worden, in 537 v.G.T. het signaal voor het joodse overblijfsel om de landen waarheen de Israëlieten verstrooid waren te verlaten en naar het nog woest liggende Jeruzalem terug te keren om de tempel te herbouwen (Jes 11:11, 12; vgl. Jes 49:22; 62:10, 11). De profetie werd echter niet alleen in de 6de eeuw vervuld. Jesaja 11:10 luidt: „En het moet geschieden op die dag dat de wortel van Isaï er zal zijn, die daar zal staan tot een signaal voor de volken.” De apostel Paulus paste deze woorden op Christus Jezus toe, degene die over de natiën zou heersen (Ro 15:8, 12). Ook sprak Jezus over zichzelf als ’de wortel van David’, de zoon van Isaï (Opb 22:16). Bijgevolg is het signaal Christus Jezus, de regerende Koning die op de hemelse berg Sion staat. — Vgl. Heb 12:22; Opb 14:1.