Silas
(Si̱las), Silvanus (Silva̱nus) [uit het Lat.: Woud; Bos].
Een vooraanstaand lid van de eerste-eeuwse christelijke gemeente in Jeruzalem, een profeet en een metgezel van Paulus tijdens diens tweede zendingsreis. Hij was klaarblijkelijk een Romeins burger (Han 15:22, 26, 27, 32, 40; 16:19, 25, 37, 38). Waarschijnlijk is de naam Silvanus, die in de brieven van Paulus en Petrus wordt aangetroffen, de gelatiniseerde vorm van de Griekse naam Silas, die door Lukas in Handelingen wordt gebruikt.
De gemeente in Jeruzalem koos Silas uit om Barnabas en Paulus op hun terugreis naar Antiochië (Syrië) te vergezellen, teneinde de beslissing in verband met de besnijdenis aan de gemeente daar over te brengen. — Han 15:22, 30-32.
Of Silas in de omgeving van Antiochië bleef of dat hij naar Jeruzalem terugkeerde, is niet met zekerheid te zeggen. Sommige handschriften bevatten Handelingen 15:34, waar staat: „Maar het scheen Silas goed toe daar nog te blijven.” De meest gezaghebbende handschriften laten dit vers echter weg. (Zie NW, vtn.) In ieder geval bevond Silas zich in Antiochië toen Paulus aan zijn tweede zendingsreis begon. Van daar uit reisden hij en Paulus in noordelijke en westelijke richting door Syrië, en vervolgens door Cilicië en andere gebieden in Klein-Azië. Timotheüs voegde zich in Lystra bij hen en Lukas in Troas.
Nadat Paulus in een droom de uitnodiging had gekregen om naar Macedonië te komen, verbleven zij eerst in Filippi. Op de marktplaats daar werden Silas en Paulus op bevel van de burgerlijke magistraten met stokken geslagen en in de gevangenis in het blok gesloten. Maar toen zij ’s nachts gebeden opzonden en liederen zongen, raakten door een aardbeving hun gevangenisboeien los en werden de gevangenisdeuren geopend. De gevangenbewaarder was vreselijk geschrokken, en nadat hij naar Paulus en Silas had geluisterd, werd hij een christen en verzorgde hij de verwondingen die hun door de slagen waren toegebracht. — Han 15:41–16:40.
Hun bediening was succesvol in Thessalonika en Berea, waar Silas en Timotheüs tijdelijk achterbleven terwijl Paulus verder reisde naar Athene en Korinthe (Han 17:1, 10, 14-16; 18:1). Silas en Timotheüs voegden zich uiteindelijk in Korinthe weer bij Paulus en bleven hem ondersteunen. Samen met hen schreef Paulus daar de twee brieven aan de Thessalonicenzen (1Th 1:1; 2Th 1:1). Silas wordt in het historische verslag van Paulus’ reizen verder niet meer genoemd.
Enkele jaren later, omstreeks 62–64 G.T., schreef Petrus „door bemiddeling van Silvanus” zijn eerste brief vanuit Babylon, wat kennelijk betekent dat Silvanus als secretaris van Petrus optrad. Silvanus wordt daarin beschreven als „een getrouwe broeder”, en waarschijnlijk was hij de Silvanus die Paulus voordien vergezeld had. — 1Pe 5:12.