Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Simea

Simea

(Si̱mea) [misschien een verkorte vorm van Semaja, wat „Jehovah heeft gehoord (geluisterd)” betekent].

1. Een leviet uit de familie van Merari. — 1Kr 6:29, 30.

2. Voorvader van de tempelmusicus Asaf uit de levitische familie van Gerson (Gersom). — 1Kr 6:1, 39, 43; Ex 6:16.

3. Een andere naam voor Samma, de derde zoon van Isaï, en derhalve een oudere broer van David. — 1Sa 16:9; 2Sa 13:3, 32; 1Kr 2:13, 15; 20:7; zie SAMMA nr. 2.

4. Een zoon van David bij Bathseba (1Kr 3:5). Hij wordt elders Sammua genoemd. — 2Sa 5:14; 1Kr 14:4.

5. Zoon van Mikloth; een Benjaminiet die verwant was aan de voorvaders van koning Saul. Hij wordt ook Simeam genoemd. — 1Kr 8:32; 9:35-39.