Sitna
(Si̱tna) [Aanklacht].
Een put die Isaäks knechten in de omgeving van Gerar en Rehoboth groeven. De put kreeg de naam Sitna vanwege het geschil dat zij erover hadden met de herders van Gerar (Ge 26:19-22). De put lag misschien ergens in de Wadi Ruheibe (Nahal Shunera), zo’n 30 km ten ZW van Berseba. Maar de precieze ligging van Sitna is niet bekend.