Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Span

Span

Een lengtemaat die ongeveer overeenkomt met de afstand tussen de toppen van duim en pink bij uitgespreide hand (Ex 28:16; 39:9; 1Sa 17:4; Ez 43:13). Twee spannen zijn gelijk aan één el, en drie handbreedten vormen één span. Er zijn aanwijzingen dat bij de Israëlieten een el van ongeveer 44,5 cm gebruikelijk was. (Zie EL [II].) Bijgevolg mat een span 22,2 cm.

Toen de profeet Jesaja de grootheid van Jehovah wilde laten uitkomen, stelde hij de vraag: „Wie heeft . . . de afmetingen van de hemel zelf opgenomen met louter een span?” — Jes 40:12.

„Span” is ook een vertaling van het Hebreeuwse woord tseʹmedh en duidt op een „paar” of „juk” dieren. — Zie JUK (I).