Spiegel
Handspiegels (Jes 3:23) uit oude tijden werden soms van gepolijst steen gemaakt, maar gewoonlijk waren ze van metaal zoals brons of koper en later van tin, zilver of zelfs van goud. Glazen spiegels raakten waarschijnlijk pas in de 1ste eeuw G.T. in gebruik. Aangezien de spiegels uit de oudheid gewoonlijk van gegoten metaal werden vervaardigd, moesten ze om een goed weerkaatsend oppervlak te krijgen, hoogglanzend gepolijst worden. Men kon daar verpulverd puimsteen voor gebruiken, terwijl deze behandeling daarna van tijd tot tijd herhaald moest worden met een spons die gewoonlijk aan de spiegel hing. Desondanks hadden de antieke metalen spiegels niet zo’n prachtig weerkaatsend oppervlak als de huidige glazen spiegels. Daarom kon de apostel Paulus treffend schrijven: „Op het ogenblik zien wij door middel van een metalen spiegel vage omtrekken.” — 1Kor 13:12.
Figuurlijk gebruik. Soms wordt er in de Schrift in figuurlijke zin of bij wijze van illustratie gewag gemaakt van spiegels. In Job 37:18 wordt de wolkenhemel met een metalen spiegel vergeleken, waarvan het gepolijste oppervlak een heldere weerkaatsing geeft. De discipel Jakobus gebruikte de spiegel figuurlijk voor Gods woord toen hij personen aanspoorde niet slechts hoorders van het woord, maar daders ervan te worden (Jak 1:22-25). En de apostel Paulus liet zien dat christenen in hun bediening „de heerlijkheid van Jehovah gelijk spiegels weerkaatsen”. — 2Kor 3:18; 4:1.