Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Sua

Sua

(Su̱a).

1. Een Kanaäniet en de vader van Juda’s vrouw; grootvader van Er, Onan en Selah. — Ge 38:2-5, 12; 1Kr 2:3.

2. Dochter van Heber uit de stam Aser. — 1Kr 7:30, 32.