Suham
(Su̱ham), Suhamieten (Suhami̱e̱ten) [Van (behorend tot) Suham].
De enige in de bijbel genoemde zoon van Dan. Hij was de voorvader van de Suhamieten, de enige familie die voor de stam Dan werd ingeschreven; aan het einde van de veertigjarige omzwerving in de wildernis bedroeg hun aantal 64.400 (Nu 26:42, 43). In Genesis 46:23 wordt hij Husim genoemd.