Sukkoth
(Su̱kkoth) [Hutten].
1. Een plaats waar Jakob, na zijn ontmoeting met Esau, voor zichzelf een huis en voor zijn kudde hutten of overdekte stallen bouwde, vandaar de naam Sukkoth (Ge 33:16, 17). De verklaring dat Sichem, Jakobs volgende pleisterplaats, „in het land Kanaän” lag, geeft te kennen dat Sukkoth niet in Kanaän zelf lag. — Ge 33:18.
Ook andere vermeldingen duiden op een plaats ten O van de Jordaan, omdat ze waarschijnlijk op dezelfde plaats betrekking hebben. Zo wordt Sukkoth genoemd als een van de steden in het erfdeel van de stam Gad, ten O van de Jordaan (Joz 13:24, 25, 27). Toen Gideon het restant van het leger van de Midianieten achtervolgde, stak hij de Jordaan over en kwam te Sukkoth. De stadvorsten aldaar wezen zijn verzoek om voedsel voor zijn troepen af, en dit werd ook gedaan door de mannen van het naburige Pnuël. Op de terugweg verkreeg Gideon de namen van de 77 vorsten en oudere mannen van Sukkoth (wat erop wijst dat het een behoorlijk grote stad geweest moet zijn) en gaf hun een afstraffing, omdat zij zijn door God geleide militaire veldtocht niet hadden ondersteund (Re 8:4-16). Toen Salomo de tempel bouwde, liet hij in het Jordaandistrict, tussen Sukkoth en Zarethan, de koperen voorwerpen gieten. — 1Kon 7:46.
Op grond van deze verwijzingen wordt algemeen aangenomen dat Sukkoth op dezelfde plaats als of in de buurt van Tell Deir ʽAlla (thans Sukkot genoemd) gelegen heeft, ongeveer 5 km ten O van de Jordaan en net ten N van de Jabbok, op de plek waar deze het heuvelland verlaat. Wellicht blijft in het nabijgelegen Tell el-Ekhsas de oorspronkelijke naam voortbestaan, want dat is het Arabische equivalent van het Hebreeuwse Sukkoth. Van Tell Deir ʽAlla ziet men uit op een vruchtbare vlakte die „de laagvlakte van Sukkoth” kan zijn waarvan in Psalm 60:6 en 108:7 sprake is.
2. De eerstgenoemde pleisterplaats van de Israëlieten op hun tocht naar de Rode Zee (Ex 12:37). Omdat men thans de ligging van Rameses, het uitgangspunt van de tocht, en van Etham, de legerplaats na Sukkoth, niet weet, is ook de ligging van Sukkoth onzeker (Ex 13:20). Er kan hoogstens gezegd worden dat Sukkoth blijkbaar ongeveer een dagreis (32-48 km) verwijderd was van de Wildernis van Etham, die zich, zoals wordt aangenomen, in het NW van het Sinaï-schiereiland uitstrekte.