Sunem
(Su̱nem).
Een stad in het gebied van Issaschar (Joz 19:17, 18), niet ver van Jizreël en de berg Gilboa gelegen (1Sa 28:4). Sunem wordt geïdentificeerd met het huidige Sulam (Sunem), dat op de ZW-helling van de Jebel Dahi (Givʽat Ha-More) ligt en uitzicht biedt op het Dal van Jizreël. De plaats ligt ongeveer 5 km ten N van het verlaten dorp Zerʽin (Tel Yizreʽel) en zo’n 8 km ten N van de W-zijde van de berg Gilboa.
De Filistijnen legerden zich te Sunem alvorens de strijd te voeren waarin koning Saul stierf (1Sa 28:4). De bekoorlijke Abisag („de Sunamitische”), die de bejaarde koning David verzorgde, was uit Sunem afkomstig (1Kon 1:3, 4), en later logeerde de profeet Elisa vaak in het huis van een gastvrij echtpaar in deze stad. — 2Kon 4:8.