Toï
(To̱ï), Toü (To̱ü).
Koning van Hamath. Toen Toï hoorde dat David hun gemeenschappelijke vijand Hadadezer, de koning van Zoba, had verslagen, zond Toï onmiddellijk zijn zoon naar hem toe met gelukwensen en geschenken, die David samen met zijn oorlogsbuit heiligde. — 2Sa 8:9-12; 1Kr 18:9-11.