Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Tobia

Tobia

(Tobi̱a).

De Nederlandse weergave van drie Hebreeuwse naamvormen: To·vij·jahʹ, Tō·vij·jahʹ en de langere vorm Tō·vij·jaʹ·hoe.

[1: Hebr.: Tō·vij·jaʹ·hoe, „Goed is Jehovah”]

1. Een van de levieten die in 934 v.G.T. door Josafat werden uitgezonden om Jehovah’s wet in de steden van Juda te onderwijzen. — 2Kr 17:7-9.

[2-4: Hebr.: To·vij·jahʹ, Tō·vij·jahʹ, „Goed is Jah”]

2. Een van de teruggekeerde joodse ballingen van wie goud en zilver werd genomen om daarvan een kroon te maken voor de hogepriester Jozua. — Za 6:10, 11, 14.

3. Voorvader van enkele teruggekeerde ballingen die hun Israëlitische afstamming niet konden vaststellen. — Ezr 2:1, 59, 60; Ne 7:61, 62.

4. Een tegenstander van Nehemia. Tobia was de in Nehemia 2:19 genoemde „knecht”, waarschijnlijk een of andere regeringsfunctionaris van de Perzische koning. Zowel Tobia als zijn zoon Johanan waren met joodse vrouwen getrouwd, terwijl Tobia bovendien aan de hogepriester Eljasib verwant was. Hierdoor was Tobia in staat Nehemia’s autoriteit te ondermijnen, want veel joden zagen naar Tobia op en hadden een hoge dunk van hem. — Ne 6:17-19; 13:4.

Toen Nehemia in Jeruzalem aankwam, waren Tobia en zijn handlangers misnoegd over de verheugende toekomstvooruitzichten van de Israëlieten (Ne 2:9, 10). Aanvankelijk bespotten zij de joden alleen maar en maakten hen belachelijk (Ne 2:19; 4:3), doch toen de herbouw van de muur vorderde, werden zij zeer toornig. Verscheidene samenzweringen om de joden uit te roeien (Ne 4:7-9, 11, 14, 15) en te trachten Nehemia ertoe te brengen de heiligheid van de tempel te schenden (Ne 6:1, 10-13), liepen echter alle op niets uit. Zelfs nadat de muren voltooid waren, trachtte Tobia via een briefwisseling met zijn sympathisanten in Jeruzalem, Nehemia te intimideren (Ne 6:16-19). Terecht vroeg Nehemia Jehovah derhalve de vele slechte daden van Tobia en zijn bondgenoten te gedenken (Ne 6:14). Toen Nehemia bij zijn tweede aankomst uit Babylon bemerkte dat men in het voorhof van de tempel een eetzaal voor Tobia had ingericht, wierp hij het huisraad van Tobia onmiddellijk naar buiten. — Ne 13:4-9.