Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Twist

Twist

Geschil, onenigheid of ruzie met een ander tengevolge van vijandschap. Een Hebreeuws werkwoord dat met „de strijd aanbinden” is weergegeven, wordt ook met „zich opwinden” vertaald. Als oorzaken van twist noemt de Schrift haat (Sp 10:12), woede (Sp 15:18; 29:22), slinkse streken (Sp 16:28), spot (Sp 22:10), zwaar drinken (Sp 23:29, 30), laster (Sp 26:20), arrogantie of trots en verkeerd onderricht (Sp 28:25; 1Ti 6:3, 4). Twist verstoort de vrede en het geluk. In het boek Spreuken wordt herhaaldelijk de aandacht gevestigd op de onaangename en afstotende uitwerking die twist op anderen heeft (Sp 19:13; 21:9, 19; 25:24; 27:15). Twisten tussen personen die eens in een broederlijke verhouding tot elkaar stonden, kunnen een verzoening vrijwel onmogelijk maken. „Een broeder tegen wie een overtreding is begaan, is meer dan een sterke stad; en er zijn twisten die als de grendel van een woontoren zijn.” — Sp 18:19.

Omdat twist of ruzie tot de werken van het vlees behoort die Jehovah haat (Ga 5:19, 20; vgl. Sp 6:19; Ro 1:28, 29, 32; Jak 3:14-16), is er in de christelijke gemeente geen plaats voor (Ro 13:13; 1Kor 3:3; 2Kor 12:20; Fil 2:3; Tit 3:9). Een van de vereisten voor een christelijke opziener is dat hij niet strijdlustig is (1Ti 3:1, 3). Personen die alsmaar ruzie of twist zoeken, zullen dan ook een ongunstig oordeel van God ontvangen. — Ro 2:6, 8.

In de 1ste eeuw G.T. moest de apostel Paulus het tegen twistzieke personen opnemen. Sommigen verkondigden het goede nieuws uit twistgierigheid, vermoedelijk met het oogmerk op de voorgrond te treden en Paulus’ autoriteit en invloed te ondermijnen. Maar Paulus liet zich hierdoor niet beroven van zijn vreugde over het feit dat Christus werd verkondigd. — Fil 1:15-18.