Uchal
(U̱chal).
Iemand tot wie Agur de woorden sprak die in Spreuken hoofdstuk 30 staan. Uchal kan een zoon of een discipel van Agur geweest zijn, maar er is niets met zekerheid over hem bekend. — Sp 30:1.
(U̱chal).
Iemand tot wie Agur de woorden sprak die in Spreuken hoofdstuk 30 staan. Uchal kan een zoon of een discipel van Agur geweest zijn, maar er is niets met zekerheid over hem bekend. — Sp 30:1.