Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Val, valstrik

Val, valstrik

Een middel of toestel (waarbij gewoonlijk van een strik of een veermechaniek gebruik gemaakt wordt) waarmee dieren gevangen of gedood worden. Doorgaans wordt zo’n val op een of andere wijze verborgen, gecamoufleerd of gemaskeerd om het slachtoffer te misleiden; dikwijls wordt lokaas gebruikt. Er zijn verschillende Hebreeuwse woorden die afwisselend worden vertaald met „val”, ’strik’ en ’net’ (Ps 141:9, 10). Hoewel de bijbel geen gedetailleerde beschrijvingen bevat van de soorten dierenvallen en strikken die in de oudheid werden gebruikt, geven passages als Job 18:8-10; Psalm 10:9; 140:5 en Jeremia 18:22 wel een algemene indruk van de manier waarop ze werden gebruikt. — Zie voor inlichtingen omtrent constructie en gebruik ervan JAGEN EN VISSEN; VOGELVANGER.

Figuurlijk gebruik. Dieren die in een strik of val terechtkomen, worden gevangen, raken gewond of vinden de dood, en daarom kunnen strikken en vallen oorzaken symboliseren die tot verlies van vrijheid of tot rampspoed, ondergang of de dood leiden. Zo vroegen Farao’s dienaren nadat Mozes had aangekondigd dat er een zware sprinkhanenplaag over Egypte zou komen: „Hoe lang zal deze man een strik voor ons blijken te zijn?” (Ex 10:7) De voorgaande plagen waren alle gekomen nadat Mozes ze had aangekondigd en daarom was hij tot een strik geworden, dat wil zeggen, tot een oorzaak van rampspoed of ondergang voor de Egyptenaren. Jehovah waarschuwde de Israëlieten herhaaldelijk dat zij niet moesten toelaten dat de Kanaänieten in het Beloofde Land bleven wonen, opdat zijzelf niet in de valstrik van afgoderij zouden raken (Ex 23:32, 33; 34:12; De 7:16, 25; Joz 23:13). Afgoderij was voor de Israëlieten een val of verraderlijke oorzaak van rampspoed doordat zij als gevolg hiervan Jehovah’s gunst en bescherming verloren en door hun vijanden werden onderdrukt en geknecht. Ook bleek afgoderij, net als in het geval van lokaas, bedrieglijk te zijn, doordat werd voorgewend dat het voordelen en genoegens verschafte (Re 2:2, 3, 11-16; 8:27). Zo gebruikte koning Saul zijn dochter Michal met een arglistig oogmerk, want hij zei: „Ik zal haar aan [David] geven, opdat zij hem tot een strik moge dienen” (1Sa 18:21). Saul hoopte in stilte dat David het leven zou verliezen bij de gevaarlijke onderneming die nodig was om de 100 voorhuiden van de Filistijnen te bemachtigen welke hij in plaats van een „bruidsprijs” aan de koning moest geven. — 1Sa 18:25.

Een ander aspect van valstrikken waarop bij een figuurlijk gebruik gezinspeeld wordt, is de snelheid waarmee men er onverhoeds in gevangen kan worden. De val van de stad Babylon voor de Meden en Perzen bijvoorbeeld kwam zo plotseling en onverwacht dat het was alsof Jehovah een strik of val over haar had laten dichtklappen. — Jer 50:24; vgl. Lu 21:34, 35.

Iemand moet voordat hij een plechtige gelofte doet of zich ergens garant voor stelt, de kwestie goed onderzoeken en voorzichtig zijn, opdat hij niet verstrikt raakt in een situatie waaruit ontsnappen wellicht moeilijk of nagenoeg onmogelijk is (Sp 6:1-3; 20:25). Omgang met iemand die gemakkelijk in toorn ontbrandt, kan maken dat men net zo wordt als hij. Dit is een strik, want het leidt ertoe dat men verwikkeld raakt in ruzies, rampzalige moeilijkheden en zonde (Sp 22:24, 25; vgl. 1Kor 15:33). Vrees voor God daarentegen en ernaar streven Zijn weg te blijven bewandelen, vormen voor de wijze een hulp om zich niet tot kwaaddoen te laten verlokken (zoals zich afgeven met prostituées), wat een strik zou kunnen worden die tot de dood leidt. — Sp 13:14; 14:27; vgl. Sp 5:3-8; 7:21-23.

In de 1ste eeuw G.T. vielen sommige christenen, aangetrokken door de verlokking van rijkdom, in een strik die tot hun geestelijke ondergang leidde (1Ti 6:9, 10). Over anderen wordt gezegd dat zij in „de strik van de Duivel” waren gevallen. Dit betekent kennelijk dat zij zich hadden laten misleiden en van de waarheid waren afgeweken en aldus een prooi voor de Tegenstander waren geworden. Timotheüs kreeg de dringende raad zulke personen met zachtaardigheid te onderrichten opdat zij tot bezinning mochten komen en berouw zouden krijgen, waardoor zij uit de strik van de Duivel bevrijd konden worden. — 2Ti 2:23-26; vgl. 1Ti 1:3, 4; Tit 3:9.

Hoewel het voor intriganten heel gewoon is te proberen een onschuldige in de val te laten lopen, kan Jehovah de zaken een andere wending geven en ’op de goddelozen valstrikken, vuur en zwavel doen regenen’ (Ps 11:6). Hij kan hen verstrikken, iedere poging tot ontsnappen verijdelen en dan het oordeel aan hen voltrekken. — Vgl. 1Th 5:1-3.