Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Waarzeggerij

Waarzeggerij

Algemeen gesproken omvat waarzeggerij de onderstelde kunst of gave om met behulp van spiritistische, occulte krachten geheime kennis te verkrijgen, in het bijzonder omtrent toekomstige gebeurtenissen. (Zie SPIRITISME.) — Zie voor een bespreking van specifieke vormen van waarzeggerij ASTROLOGEN; BEZWEERDER; MAGIE EN TOVERIJ; VOORZEGGER VAN GEBEURTENISSEN.

Beoefenaars van waarzeggerij geloven dat bovenaardse machten de toekomst onthullen aan mensen die erin geoefend zijn bepaalde aanwijzingen en voortekens te lezen en te interpreteren, die volgens hen op verschillende manieren worden doorgegeven: door hemelverschijnselen (de positie en beweging van sterren en planeten, eclipsen, meteoren), aardse natuurkrachten (wind, stormen, vuur), het gedrag van dieren (het janken van honden, de vlucht van vogels, de bewegingen van slangen), het patroon van theebladeren in een kopje, de vorm van olievlekken op water, de richting waarin pijlen vallen, het uiterlijk van lichaamsdelen van geofferde dieren (lever, longen en ingewanden), de lijnen in de hand, het werpen van het lot en door de „geesten” van de doden.

Bepaalde terreinen van waarzeggerij hebben een specifieke naam gekregen. Auspicium bijvoorbeeld, dat populair was bij de Romeinen, is het bestuderen van voortekens of toevallige verschijnselen; bij chiromantie of handlijnkunde wordt de toekomst voorspeld uit de lijnen aan de binnenzijde van de hand; bij hepatoscopie (leverschouw) wordt de lever onderzocht; haruspicium is het onderzoeken van de ingewanden; bij belomantie worden pijlen gebruikt; bij rabdomantie bedient men zich van de wichelroede; oneiromantie is droomuitlegging, en bij necromantie beweert men de doden te kunnen raadplegen. Weer andere vormen zijn het kijken in een kristallen bol en het raadplegen van orakels.

Oorsprong. De bakermat van waarzeggerij was Babylonië, het land der Chaldeeën, en toen de mensen zich van daar uit over de hele aarde verspreidden, namen zij deze occulte praktijken met zich mee (Ge 11:8, 9). Van het opgegraven gedeelte van de bibliotheek van Assurbanipal zou een vierde deel uit omentabletten bestaan, die kennelijk bedoeld waren om alle hemelverschijnselen alsook alle aardse fenomenen en elke onvoorziene en toevallige gebeurtenis in het dagelijks leven te interpreteren. Koning Nebukadnezar nam de beslissing om Jeruzalem aan te vallen pas nadat hij zijn toevlucht had genomen tot waarzeggerij. Wij lezen: „Hij heeft de pijlen geschud. Hij heeft gevraagd met behulp van de terafim; hij heeft de lever bezien. In zijn rechterhand bleek de waarzegging voor Jeruzalem te zijn.” — Ez 21:21, 22.

Het bezien van de lever op zoek naar voortekens was gebaseerd op de opvatting dat dit orgaan de zetel was van alle levenskracht, emoties en genegenheid. De lever bevat een zesde van al het bloed van een mens. De afwijkingen van het normale in de kwabben, kanalen, aanhangsels, aders, randen en tekening van de lever werden als voortekens van de goden uitgelegd. (Zie ASTROLOGEN.) Men heeft een groot aantal kleimodellen van levers gevonden; het oudste is uit Babylon afkomstig en bevat voortekens en spijkerschriftteksten die door waarzeggers werden gebruikt (AFB.: Deel 2, blz. 324). In de oudheid werden Assyrische priesters baru genoemd, wat „beschouwer” of „hij die ziet” betekent, omdat leverschouw een belangrijk onderdeel was van hun religie, waarin waarzeggerij een grote rol speelde.

In de bijbel veroordeeld. Al de verschillende vormen van waarzeggerij, ongeacht hoe ze worden genoemd, staan in scherp contrast met de bijbel en zijn er lijnrecht mee in strijd. Jehovah heeft de Israëlieten bij monde van Mozes indringend en herhaaldelijk gewaarschuwd deze occulte praktijken niet van andere volken over te nemen, door te zeggen: „Er dient onder u niemand te worden gevonden die zijn zoon of zijn dochter door het vuur laat gaan, niemand die aan waarzeggerij doet, geen beoefenaar van magie, noch iemand die voortekens zoekt, noch een tovenaar, noch iemand die anderen door een banspreuk bindt, noch iemand die een geestenmedium of beroepsvoorzegger van gebeurtenissen raadpleegt, noch iemand die de doden ondervraagt. Want iedereen die deze dingen doet, is iets verfoeilijks voor Jehovah, en wegens deze verfoeilijkheden verdrijft Jehovah, uw God, hen van voor uw aangezicht” (De 18:9-12; Le 19:26, 31). Beoefenaars van waarzeggerij werden zelfs wanneer hun profetische tekenen of wonderen uitkwamen, veroordeeld (De 13:1-5; Jer 23:32; Za 10:2). Dat de bijbel sterk gekant is tegen waarzeggers blijkt uit het gebod dat al zulke personen zonder mankeren ter dood gebracht moesten worden. — Ex 22:18; Le 20:27.

Ondanks deze herhaalde geboden waren er echter afvalligen, die Jehovah weerstonden — niet slechts gewone burgers, zoals de vrouw van En-Dor, maar machtige koningen als Saul en Manasse, en koningin Izebel (1Sa 28:7, 8; 2Kon 9:22; 21:1-6; 2Kr 33:1-6). Hoewel de goede koning Josia in zijn tijd de beoefenaars van waarzeggerij uitroeide, was dit niet voldoende om Juda voor dezelfde vernietiging te behoeden die het zusterkoninkrijk Israël had ondergaan (2Kon 17:12-18; 23:24-27). In zijn liefderijke goedheid zond Jehovah echter eerst zijn profeten om hen voor hun walgelijke praktijken te waarschuwen, net zoals zijn profeten de moeder van alle waarzeggerij, Babylon, hadden gewaarschuwd. — Jes 3:1-3; 8:19, 20; 44:24, 25; 47:9-15; Jer 14:14; 27:9; 29:8; Ez 13:6-9, 23; Mi 3:6-12; Za 10:2.

Ook in de dagen van Jezus’ apostelen werd er veel aan waarzeggerij gedaan. Op het eiland Cyprus werd een tovenaar die Bar-Jezus heette, met blindheid geslagen omdat hij de prediking van de apostel Paulus tegenwerkte; en in Macedonië wierp Paulus een waarzeggende demon uit een meisje dat hem hinderde, tot grote consternatie van haar meesters, voor wie haar occulte vermogens om voorspellingen te doen, een grote bron van inkomsten waren (Han 13:6-11; 16:16-19). Anderen evenwel, zoals Simon uit Samaria, gaven hun beoefening van magische kunsten vrijwillig op, en in Efeze waren er zo velen die hun boeken over waarzeggerij verbrandden, dat de totale waarde ervan 50.000 zilverstukken bedroeg (indien denarii: $37.200). — Han 8:9-13; 19:19.

Het natuurlijke verlangen van de mens om de toekomst te kennen, wordt bevredigd wanneer hij zijn Grootse Schepper aanbidt en dient, want via Zijn communicatiekanaal onthult God liefdevol van tevoren wat voor de mens goed is te weten (Am 3:7). Wanneer mensen zich echter van Jehovah afkeren en vervreemd raken van de Enige die van het begin af de afloop weet, vallen zij gemakkelijk ten prooi aan de spiritistische invloed van demonen. Saul is hier een treffend voorbeeld van, want hij zag aanvankelijk naar Jehovah op voor kennis omtrent toekomstige gebeurtenissen, maar nadat hij wegens zijn ontrouw afgesneden was van alle contact met God, wendde hij zich als vervanging voor de goddelijke leiding tot de demonen. — 1Sa 28:6, 7; 1Kr 10:13, 14.

Er bestaat dus een duidelijk onderscheid tussen de door God geopenbaarde waarheid en de kennis die door waarzeggerij wordt verkregen. Personen die zich tot waarzeggerij wenden, worden vaak door onzichtbare demonische machten in hevige convulsies geworpen, en soms brengen zij zichzelf door opzwepende muziek en bepaalde drugs in extase. Ware dienstknechten van Jehovah geraken niet in zulke abnormale lichamelijke of geestelijke toestanden wanneer zij er door heilige geest toe worden aangezet te spreken (Han 6:15; 2Pe 1:21). Gods profeten, gedreven door plichtsgevoel, spraken vrijmoedig en zonder betaling; de heidense waarzeggers bedreven waarzeggerij als beroep, voor zelfzuchtig persoonlijk gewin.

Nergens in de bijbel wordt in gunstige zin over de een of andere vorm van waarzeggerij gesproken. Vaak worden in een en dezelfde tekst de spiritistische praktijken van waarzeggerij samen met overspel en hoererij veroordeeld (2Kon 9:22; Na 3:4; Mal 3:5; Ga 5:19, 20; Opb 9:21; 21:8; 22:15). In Gods ogen is waarzeggerij te vergelijken met de zonde van weerspannigheid (1Sa 15:23). Het is derhalve onschriftuurlijk om Jehovah’s communicatie met zijn dienstknechten als een vorm van „goede” waarzeggerij te betitelen.

Jehovah toont zich superieur aan waarzeggers. Jehovah’s onbegrensde macht in vergelijking met de zeer beperkte macht van magie-beoefenende waarzeggers trad op spectaculaire wijze aan het licht toen Mozes en Aäron voor Farao verschenen. Toen Aärons staf een slang werd, schenen de Egyptische tovenaars hetzelfde wonder te kunnen doen. Wat een nederlaag leden zij echter toen Aärons staf de staven van de tovenaars verslond! Schijnbaar gelukte het de priesters van Egypte om water in bloed te veranderen en kikvorsen over het land te laten opkomen. Maar toen Jehovah bewerkte dat het stof tot muggen werd, moesten de tovenaars met hun geheime kunsten toegeven dat het „de vinger van God” was. — Ex 7:8-12, 19-22; 8:5-11, 16-19; 9:11.

De goddeloze Haman liet „iemand [blijkbaar een astroloog] . . . het Poer, dat wil zeggen het Lot, [werpen] van dag tot dag en van maand tot maand”, om de gunstigste tijd voor het verdelgen van Jehovah’s volk vast te stellen (Es 3:7-9). Eén commentaar zegt over deze tekst: „Door zijn toevlucht te nemen tot deze methode teneinde vast te stellen wat de gunstigste dag was om zijn afschuwelijke plan ten uitvoer te brengen, deed Haman wat de koningen en edelen van Perzië plachten te doen, namelijk niets te ondernemen zonder de astrologen te raadplegen en zich te laten verzekeren van het gunstigste uur” (Commentary on the Whole Bible, door Jamieson, Fausset en Brown). Op grond van deze vorm van waarzeggerij ging Haman er onmiddellijk toe over zijn boze plan ten uitvoer te brengen. Maar Jehovah’s macht om zijn volk te bevrijden werd opnieuw gedemonstreerd, en Haman, die op waarzeggerij had vertrouwd, werd aan de paal gehangen die hij voor Mordechai had laten oprichten. — Es 9:24, 25.

Ook toen de Moabieten „met het loon voor de waarzegging in hun handen” naar Bileam, de Mesopotamische waarzegger, kwamen teneinde hem te huren om Israël te vervloeken, bleek dat Jehovah’s macht superieur is aan occulte krachten (Nu 22:7). Hoewel Bileam „op slechte voortekens [uitging]”, liet Jehovah hem alleen maar zegeningen uiten. In een van zijn spreukachtige redes gaf Bileam onder de onweerstaanbare macht van Jehovah toe: „Er is geen bezwering tegen Jakob, noch enige waarzeggerij tegen Israël.” — Nu hfdst. 23, 24.

„Python-geest”. In Filippi (Macedonië) ontmoette Paulus een dienstmeisje dat „een geest, een waarzeggende demon” had, letterlijk „een python-geest” (Gr.: pneuʹma pu·thoʹna; Han 16:16). „Python” was de naam van de mythische slang die de tempel en het orakel van Delphi (Griekenland) bewaakte. Het woord puʹthon werd de aanduiding voor iemand die de toekomst kon voorspellen en ook voor de geest die door bemiddeling van hem sprak. Hoewel het later werd gebruikt ter aanduiding van een buikspreker, wordt het hier in Handelingen toegepast op een demon die een jong meisje in staat stelde de kunst van het voorspellen te beoefenen.