Wal (II)
Een heuvel van aarde of stenen, of zelfs een muur, die als een versterking rond een plaats werd gebouwd.
Een belegeringsdam (Hebr.: so·lelahʹ) was een wal van aarde (en soms van stenen) die door een leger werd opgeworpen en die als helling kon dienen om stormrammen en andere belegeringswerktuigen tegen een versterkte stad in stelling te brengen (2Sa 20:15). De Assyrische koning Sanherib wierp een belegeringsdam tegen Lachis op. Opgravingen bij Lachis brachten aan het licht dat deze wal voornamelijk uit met grote hoeveelheden mortel aaneengevoegde stenen bestond. Sanherib was echter niet in staat een belegeringsdam tegen Jeruzalem op te werpen. — 2Kon 19:32.
Koning Nebukadnezar van Babylon zou belegeringsdammen tegen Jeruzalem en tegen Tyrus opwerpen (Jer 6:6; Ez 21:22; 26:7, 8). De belegering van Jeruzalem werd profetisch voorgesteld toen Ezechiël de opdracht kreeg om een model van Jeruzalem in een baksteen te griffen en er een belegeringsdam tegen op te werpen. — Ez 4:1, 2.
De wal (Hebr.: ma·tsōrʹ) die in Zacharia 9:3, 4 wordt genoemd, heeft blijkbaar betrekking op de sterke vestingwerken van Tyrus, die uit hoge muren van grote steenblokken bestonden. De stad Babylon was ongewoon goed versterkt, want ze had een binnenste en een buitenste stadswal, die beide van bakstenen waren gemaakt. — Zie BABYLON nr. 1.
In sommige gevallen was de wal (Hebr.: chēl) die tot de vestingwerken van een stad behoorde, gebouwd van de aarde die bij het delven van een gracht rond de stad was uitgegraven. De wal die naast de gracht van de stad Hazor oprees, was ongeveer 15 m hoog, zodat de hoogte van de wal, gemeten vanaf de bodem van de gracht, bijna 30 m bedroeg. De stad Jeruzalem had haar eigen vestingwerken, met inbegrip van een wal. — Ps 122:7; 48:13; zie VESTINGWERKEN.
Van God afkomstige hulp of „redding” kan een veilige bescherming vormen, vergelijkbaar met muren en een wal. Daarom zegt Jesaja 26:1, blijkbaar met betrekking tot Jeruzalem, wat Jehovah God voor de stad zou doen: „Redding stelt hij tot muren en wal.”