Zaag
Een snijwerktuig met een gekarteld of getand blad en een of twee handvatten. Met de zagen uit de oudheid kon men niet heen- en terugzagen; sommige waren zo ontworpen dat ze om te zagen door de gebruiker naar zich toe getrokken moesten worden, andere moesten van de gebruiker af worden bewogen. Egyptische zagen waren doorgaans van brons en hadden gewoonlijk tanden die schuin in de richting van het handvat stonden. Zo’n zaag moest dus naar de gebruiker toe worden getrokken. Het blad was hetzij in het handvat geklemd of er door middel van riemen aan bevestigd. Bij de Assyriërs waren zagen met twee handvatten en een ijzeren blad in gebruik. Hebreeuwse timmerlieden gebruikten de zaag om hout te zagen en hun metselaars gebruikten zagen waarmee steen gezaagd kon worden. — Jes 10:15; 1Kon 7:9.
Een van de taken waaraan David Ammonitische krijgsgevangenen zette, was het zagen van stenen (2Sa 12:29-31). Tot hun gereedschap behoorden „bijlen”, of letterlijk „steenzagen”, volgens de masoretische tekst in 1 Kronieken 20:3. In sommige gevallen schijnen zagen met een koperen blad en stenen tanden voor het zagen van steen te zijn gebruikt. Maar blijkbaar werd onder de snijkant van een zaag met een koperen of bronzen blad soms een schuurmiddel zoals amarilpoeder gestrooid om het zagen van steen te vergemakkelijken.
Getrouwe voorchristelijke getuigen van Jehovah werden bij tijd en wijle zo hevig vervolgd, dat sommige ter dood werden gebracht doordat zij „in stukken gezaagd” werden (Heb 11:37, 38). Volgens de overlevering liet de goddeloze koning Manasse Jesaja op die uitermate pijnlijke manier ter dood brengen, hoewel dit in de Schrift niet wordt vermeld.