Zalmon
(Za̱lmon).
1. Een Ahohiet en een van Davids krijgslieden (2Sa 23:8, 28). In 1 Kronieken 11:29 kennelijk Ilai genoemd.
2. Een berg in de buurt van Sichem. Op de berg Zalmon hakten Abimelech en zijn mannen hout waarmee zij het gewelf dat tot de stad Sichem behoorde, in brand staken (Re 9:48, 49). Aangezien de Ebal en de Gerizim de enige bergen in de nabijheid van Sichem zijn, was de Zalmon hetzij een top of helling van een van deze bergen of anders een minder belangrijke heuvel in die omgeving.
3. Een hoog oprijzende top, kennelijk in Basan, ten O van de Jordaan (Ps 68:14, 15), misschien de hoogste top van het Haurangebergte (Jebel ed Druz).