Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Zebulon

Zebulon

(Ze̱bulon) [Dulding; of misschien: Verheven woonplaats (woning)].

1. De zesde zoon van Jakobs vrouw Lea. Aangezien Lea de minder geliefde vrouw was, verheugde zij zich bijzonder over de geboorte van de jongen. De naam die zij hem gaf, weerspiegelde de hoop dat zij in Jakobs ogen meer gunst zou vinden. Lea riep uit: „Eindelijk zal mijn man mij dulden, omdat ik hem zes zonen heb gebaard” (Ge 30:20; 35:23; Ex 1:1-3; 1Kr 2:1). Zebulon werd uiteindelijk de vader van drie zonen — Sered, Elon en Jahleël (Ge 46:14). Een verre nakomeling van Zebulon droeg dezelfde naam als een van deze drie zonen, namelijk Elon, en diende als rechter in Israël. — Re 12:11, 12.

2. De naam Zebulon heeft ook betrekking op de stam die uit Zebulon en zijn drie zonen is voortgekomen. Ongeveer een jaar nadat de Israëlieten uit de slavernij in Egypte waren bevrijd, telde deze stam 57.400 fysiek sterke mannen van twintig jaar oud en daarboven (Nu 1:1-3, 30, 31). Een tweede volkstelling die tegen het einde van Israëls veertigjarige omzwerving in de wildernis werd gehouden, gaf een toename van 3100 ingeschreven mannelijke personen te zien. — Nu 26:26, 27.

In de wildernis was de stam Zebulon, samen met de stammen Juda en Issaschar, aan de O-kant van de tabernakel gelegerd. Deze drie-stammenafdeling ging in de marsorde voorop. Eliab, de zoon van Helon, diende als overste van het leger van Zebulon. — Nu 1:9; 2:3-7; 7:24; 10:14-16.

Stamerfdeel. Betreffende het erfdeel van de stam Zebulon verklaarde de patriarch Jakob op zijn sterfbed: „Zebulon zal aan de oever der zee verblijven, en hij zal zijn aan de oever waar de schepen voor anker liggen; en zijn afgelegen zijde zal naar Sidon gekeerd zijn” (Ge 49:13). Aangezien Sidon ten N van Israël lag en het grondgebied van Zebulon naar Sidon gekeerd zou zijn, zou de ligging van Zebulons grondgebied in het N zijn. Hoewel het aan Zebulon toebedeelde gebied niet rechtstreeks aan de zee grensde, lag het tussen de Zee van Galilea in het O en de Middellandse Zee in het W, zodat de Zebulonieten gemakkelijk toegang tot beide wateren hadden. Dit maakte het gunstig voor hen om handel te drijven, iets waarop misschien gezinspeeld wordt in de zegen die Mozes uitsprak: „Verheug u, o Zebulon, over uw uitgaan.” — De 33:18.

Terwijl de verdeling van het Beloofde Land vanuit Silo voortgang vond, viel het derde lot op Zebulon (Joz 18:8; 19:10-16). Als vertegenwoordiger van deze stam werd Elizafan, de zoon van Parnach, door God aangesteld om mee te helpen bij de verdeling van het land (Nu 34:17, 25). Toen de gebiedsgrenzen werden vastgesteld, werd Zebulon omringd door Aser (Joz 19:24, 27), Naftali (Joz 19:32-34) en Issaschar.

In het gebied van Zebulon lagen verscheidene levietensteden (Joz 21:7, 34, 35; 1Kr 6:63, 77). Uit een daarvan, Nahalol (Nahalal), verdreef Zebulon de Kanaänieten niet; dat gold ook voor de stad Kithron. — Re 1:30.

Voortreffelijke krijgslieden. De stam Zebulon bracht moedige krijgslieden voort. Tienduizend mannen uit Naftali en Zebulon gaven gehoor aan Baraks oproep om tegen de strijdkrachten onder aanvoering van Sisera te strijden (Re 4:6, 10). Na de overwinning zongen Barak en Debora: „Zebulon was een volk dat zijn ziel ten dode toe geringschatte” (Re 5:18). Tot degenen die Barak steunden, behoorden Zebulonieten „die de schrijversuitrusting hanteren”, kennelijk mannen die belast waren met het tellen en inschrijven van de krijgslieden (Re 5:14; vgl. 2Kon 25:19; 2Kr 26:11). Zebulonieten gaven ook gehoor aan de oproep van rechter Gideon om met hem ten strijde te trekken (Re 6:34, 35). Tot degenen die David steunden, behoorden 50.000 Zebulonieten, loyale mannen die niet „dubbelhartig” waren (1Kr 12:33, 38-40). Tijdens de regering van David hadden Zebulonieten kennelijk een opmerkelijk aandeel aan de onderwerping van Israëls vijanden. — Ps 68:27.

Houding ten aanzien van de ware aanbidding. In de tweede helft van de 8ste eeuw v.G.T. verootmoedigden leden van de stam Zebulon zich en gaven gehoor aan de uitnodiging van de Judese koning Hizkia om de paschaviering in Jeruzalem bij te wonen (2Kr 30:1, 10, 11, 18, 19). Eeuwen later predikte Christus Jezus als vervulling van Jesaja’s profetie (Jes 9:1, 2) in het gebied dat eens aan Zebulon behoorde en vond daar blijkbaar een gunstig gehoor. — Mt 4:13-16.

In visioenen vermeld. In Ezechiëls visioen lag het aan Zebulon toegewezen land tussen Issaschar en Gad in (Ez 48:26, 27), en een van de poorten van de stad „Jehovah zelf is daar” draagt de naam Zebulon (Ez 48:33, 35). De apostel Johannes hoorde in een visioen dat 12.000 personen uit de (geestelijke) stam Zebulon verzegeld waren. — Opb 7:4, 8.