Zetham
(Ze̱tham) [misschien van een grondwoord dat „olijf; olijfboom” betekent].
Een via Ladan uit de familie der Gersonieten stammende leviet. Hij was het hoofd van een vaderlijk huis en was belast met de zorg voor de tempelschatten. — 1Kr 23:7-9; 26:22.