Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Zibja

Zibja

(Zi̱bja).

Een naam waarvoor in het Hebreeuws twee woorden bestaan, die qua schrijfwijze en betekenis van elkaar verschillen maar in het Nederlands op dezelfde wijze worden geschreven.

1. [Hebr.: Ziv·jaʼʹ, „Gazelle”]. Een familiehoofd in de stam Benjamin. Zoon van Saharaïm bij zijn vrouw Hodes. — 1Kr 8:1, 8-10.

2. [Hebr.: Ziv·jahʹ, „Wijfjesgazelle”]. Moeder van koning Joas van Juda, vermoedelijk de vrouw van koning Ahazia en derhalve de schoondochter van Athalia (2Kon 11:1, 2; 12:1; 2Kr 24:1). Zibja kwam uit Berseba. Er wordt niets over gezegd hoe het haar verging tijdens Athalia’s zuivering van het koninklijke huis van Juda.