Ziv
De naam van de tweede maanmaand van de godsdienstige kalender van de Israëlieten; de achtste maand van de burgerlijke kalender (1Kon 6:1, 37). Ze komt overeen met april/mei. In een commentaar op 1 Koningen 6:1 wordt in de Soncino Books of the Bible over de maand Ziv het volgende gezegd: „Thans bekend als Ijjar, de tweede maand na Nisan. Ze werd Ziv (schittering, glans) genoemd omdat ze in de tijd van het jaar valt waarin de aarde ’schittert’ door bloesems en bloemen” (onder redactie van A. Cohen, Londen, 1950). De naam Ijjar komt voor in de joodse talmoed en in andere werken uit de tijd na de ballingschap.
In de maand Ziv is de gerstoogst ook in het heuvelland begonnen, en de tarweoogst is in het laagland aan de gang. De heuvels van Galilea zijn met een schitterende bloemenpracht bedekt. In deze maand begint het droge jaargetijde, en de vroege morgenwolken lossen in de hitte van de dag snel op. In deze tijd zijn de planten op de nachtelijke dauw aangewezen en ze wachten op het einde van het droge jaargetijde in oktober. — Ho 6:4; Jes 18:4.
De veertiende dag van Ziv bood de Israëlieten een tweede gelegenheid om het Pascha te vieren ingeval zij dat door afwezigheid of ceremoniële onreinheid niet op 14 Nisan hadden kunnen doen. — Nu 9:9-13; 2Kr 30:2, 3.
In de maand Ziv begon Salomo met de bouw van de tempel, en bijna 500 jaar later maakte Zerubbabel in dezelfde maand een begin met de herbouw van de tempel. — 1Kon 6:1; Ezr 3:8.