Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Zoar

Zoar

(Zo̱ar) [Kleinheid].

Een stad van het „District”, die kennelijk eens aan de rand van een vruchtbare vlakte lag (Ge 13:10-12; zie JORDAANDISTRICT). Naar het schijnt was Bela de vroegere naam van Zoar. In Abrahams tijd regeerde er een koning die met de vier andere koningen uit het District na twaalf jaar van knechtschap tegen Kedorlaomer rebelleerde, met als enig resultaat dat hij door de Elamitische monarch en diens drie bondgenoten werd verslagen (Ge 14:1-11). Toen Jehovah op het punt stond Sodom te vernietigen, vroeg Lot toestemming om vandaar naar Zoar te vluchten, wat God hem toestond, en deze stad werd gespaard (Ge 19:18-25). Later werden Lot en zijn twee dochters er door vrees toe bewogen uit Zoar te vertrekken en in het naburige bergland in een grot te gaan wonen. — Ge 19:30.

Er werd voorzegd dat wanneer Moab door rampspoed getroffen zou worden, zijn ontkomenen naar Zoar zouden vluchten en dat het geschrei over de verwoesting van de natie „van Zoar helemaal tot Horonaïm, tot Eglath-Selisia toe” gehoord zou worden, waaruit misschien valt af te leiden dat Zoar destijds een Moabitische stad was (Jes 15:5; Jer 48:34). De Griekse Septuaginta en sommige Nederlandse vertalingen (Het Boek; LV; PC; WV) gebruiken Zoar (Soar; Zogora) in Jeremia 48:4 (31:4, LXX, Bagster), maar in de Hebreeuwse masoretische tekst komt hier de uitdrukking „zijn [haar] kleinen” voor (NBG; NW). Zoar markeerde het zuidelijkste punt dat Mozes kon zien toen hij vanaf de berg Nebo over het land uitkeek (De 34:1-3). Blijkbaar lag de stad in of nabij Moab, dicht bij het bergland van Moab en ergens ten ZO van de Dode Zee. (Vgl. Ge 19:17-22, 30, 37.) Sommige geleerden plaatsen Zoar ten N van de Dode Zee, anderen op het schiereiland Lisan of even ten W of ten Z van het Z-einde van de zee. Yohanan Aharoni identificeert Zoar met es-Safi, dat in de delta van het stroomdal van de Zered (Wadi el-Hasaʼ) ligt. In de middeleeuwen werd de naam met een belangrijke plaats tussen Jeruzalem en Elath in verband gebracht. Sommige geleerden geloven echter dat het oorspronkelijke Zoar en de andere „steden van het District” zich onder het wateroppervlak van het zuidelijke deel van de Dode Zee bevinden. — Ge 13:12.