Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Een regering die ’s mensen vijand de dood zal overwinnen

Een regering die ’s mensen vijand de dood zal overwinnen

Hoofdstuk 15

Een regering die ’s mensen vijand de dood zal overwinnen

GODS oorspronkelijke voornemen met betrekking tot de mens was, dat hij zou leven en zich in leven op een paradijsaarde zou verheugen. Wij kunnen het vertrouwen hebben dat dit voornemen verwezenlijkt zal worden. Gods betrouwbare belofte dat ’s mensen vijand de dood overwonnen, teniet gedaan zal worden, staat daar borg voor. — 1 Korinthiërs 15:26.

Een levensduur van slechts zeventig of tachtig jaar is niet alles wat er is. Indien dat alles was wat zelfs mensen die God liefhebben te verwachten hadden, zouden zij niet veel beter af zijn dan degenen die geen achting voor God of zijn Woord hebben. Maar dit is niet zo. De bijbel zegt: „God is niet onrechtvaardig, zodat hij uw werk en de liefde die gij voor zijn naam hebt getoond . . ., zou vergeten.” — Hebreeën 6:10; 11:6.

Wat is de beloning voor degenen die Jehovah God dienen wegens hun diepe liefde voor hem en zijn rechtvaardige wegen? Er is zowel een huidige als een toekomstige beloning. De apostel Paulus schreef: „Godvruchtige toewijding is nuttig voor alle dingen, daar ze een belofte inhoudt voor het tegenwoordige en het toekomende leven” (1 Timótheüs 4:8). Zelfs thans leidt gehoorzaamheid aan Gods wet ertoe dat men zich in een tevreden, gelukkig leven verheugt. Wat het „toekomende” leven betreft, daarover zegt Romeinen 6:23: „De gave die God schenkt, is eeuwig leven.”

Onder de huidige omstandigheden kan eeuwig leven natuurlijk ongewenst lijken. Maar wat God heeft beloofd, is eeuwig leven onder een rechtvaardig bestuur. Wil die belofte werkelijkheid worden, dan moeten de mensen eerst van de oorzaak van de dood bevrijd worden. Wat is die oorzaak? De geïnspireerde apostel Paulus antwoordt: „De angel die de dood veroorzaakt, is de zonde.” — 1 Korinthiërs 15:56.

Reeds ten tijde dat het vonnis over het opstandige mensenpaar, Adam en Eva, en over de aanstichter tot de opstand werd uitgesproken, wees Jehovah God op het middel waardoor mensen van zonde en de dood bevrijd zouden worden. Niet tot de redeloze slang die bij het bedrog was gebruikt, maar tot Satan zelf als de „oorspronkelijke slang” werden Gods woorden gericht: „Ik zal vijandschap stellen tussen u en de vrouw en tussen uw zaad en haar zaad. Hij zal u in de kop vermorzelen en gij zult hem in de hiel vermorzelen.” Dit vonnis, opgetekend in Genesis 3:15, verschafte de basis voor hoop voor het toekomstige nageslacht van Adam en Eva. Er werd door te kennen gegeven dat ’s mensen vijand overwonnen zou worden. — Openbaring 12:9.

Natuurlijk zou enkel door de vernietiging van de „oorspronkelijke slang”, Satan de Duivel, nog niet alle schade teniet zijn gedaan die hij veroorzaakte door de eerste mensen tegen God in opstand te doen komen. Maar hoe precies deze schade teniet gedaan zou worden, bleef een geheim tot het tijdstip waarop God dit verkoos te openbaren. — 1 Johannes 3:8.

Met behulp van de complete bijbel kunnen wij in deze tijd dit heilige geheim ophelderen. De in Genesis 3:15 genoemde „vrouw” kon geen betrekking hebben op Eva. Eva schaarde zich door haar opstandige handelwijze aan de zijde van de „oorspronkelijke slang” en maakte zich aldus tot een deel van zijn „zaad”. Voorts kon ook geen enkele nakomelinge van Adam en Eva die vrouw zijn. Waarom niet? Omdat het ’zaad van de vrouw’ veel grotere macht moest bezitten dan die van louter een mens om de „oorspronkelijke slang”, de onzichtbare geestelijke persoon Satan de Duivel, te vermorzelen. Om zulk een machtig „zaad” voort te brengen, zou de „vrouw” niet menselijk, maar geestelijk moeten zijn.

In Galáten 4:26 wordt deze „vrouw” geïdentificeerd als het „Jeruzalem dat boven is”. Dit is bijzonder veelbetekenend. Hoe dat zo?

De stad Jeruzalem uit de oudheid was de hoofdstad van het koninkrijk Juda. Omdat de eerste Judese koning, David, daar zijn regeringszetel vestigde, bracht Jeruzalem daarna de koningen voor de natie voort. Het zou derhalve alleen maar natuurlijk zijn te verwachten dat het „Jeruzalem dat boven is” een koning zou voortbrengen. Deze factor wees op een hemelse regering, met een hemelse koning, als het middel om een eind aan zonde en de dood te maken.

Het „Jeruzalem dat boven is”, is geen letterlijke vrouw of stad. Het is een symbolische, geestelijke stad. Daar ze hemels is, bestaat ze uit machtige geestelijke personen, engelen. Wanneer er dus één uit het midden van deze geestelijke personen als koning aangewezen zou worden, zou dit betekenen dat het „Jeruzalem dat boven is” een erfgenaam voor een koninkrijk had voortgebracht. Is dit gebeurd?

DE KONING WORDT VOORTGEBRACHT

Dat is precies wat er in het jaar 29 G.T. gebeurde. Toen werd de mens Jezus door Gods heilige geest gezalfd om de aangestelde maar nog niet regerende Koning te worden. Dit gebeurde toen hij zich aan Johannes de Doper aanbood om in water ondergedompeld te worden. Over datgene wat er plaatsvond, bericht de bijbel: „Nadat Jezus was gedoopt, kwam hij onmiddellijk omhoog uit het water; en zie! de hemelen werden geopend, en hij zag Gods geest gelijk een duif neerdalen en op hem komen. Zie! Ook kwam er een stem uit de hemelen, die zei: ’Dit is mijn Zoon, de geliefde, die ik heb goedgekeurd.’” — Matthéüs 3:16, 17.

Enkele maanden later begon Jezus te verkondigen: „Hebt berouw, want het koninkrijk der hemelen is nabijgekomen” (Matthéüs 4:17). Ja, het koninkrijk was nabijgekomen in de persoon van de aangestelde maar nog niet regerende Koning.

Hoewel Jezus als mens op aarde werd geboren, had hij een voormenselijk bestaan gehad. Hij zei zelf: „Geen mens [is] tot in de hemel opgestegen, dan hij die uit de hemel is neergedaald, de Zoon des mensen” (Johannes 3:13). De aandacht vestigend op Jezus’ voortreffelijke voorbeeld van nederigheid, schreef de geïnspireerde apostel Paulus: „Hij heeft zichzelf ontledigd en de gedaante van een slaaf aangenomen en is aan de mensen gelijk geworden” (Filippenzen 2:5-7). Over de wijze waarop zijn leven van de hemel naar de aarde werd overgebracht, hebben wij het geboekstaafde gesprek van de engel Gabriël met de maagd Maria:

„De engel [zei] tot haar: ’Vrees niet, Maria, want gij hebt gunst gevonden bij God; en zie! gij zult in uw schoot ontvangen en een zoon baren, die gij de naam Jezus moet geven. Deze zal groot zijn en de Zoon van de Allerhoogste worden genoemd, en Jehovah God zal hem de troon van zijn vader David geven, en hij zal voor eeuwig als koning over het huis van Jakob regeren en aan zijn koninkrijk zal geen einde zijn.’

Maria zei echter tot de engel: ’Hoe zal dit geschieden, daar ik geen gemeenschap heb met een man?’ De engel gaf haar ten antwoord: ’Heilige geest zal over u komen en kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen. Daarom ook zal hetgeen wordt geboren, heilig, Gods Zoon, worden genoemd.’” — Lukas 1:30-35.

Op deze wijze werd het leven van Jezus als een van de zonen Gods uit wie het „Jeruzalem dat boven is” bestaat, van de hemel naar de schoot van de maagd Maria overgebracht en werd hij als een volmaakte menselijke baby geboren. Zo’n wonder klinkt sommigen misschien ongelofelijk toe, maar dat oppert geen deugdelijke twijfel omtrent de werkelijkheid van de gebeurtenis. Stellig zou Degene die het mogelijk heeft gemaakt dat er zich uit een eicel die kleiner is dan de punt aan het einde van deze zin een volledig mens ontwikkelt, door middel van zijn geest of werkzame kracht leven van de hemel naar de aarde kunnen overbrengen. En aangezien Jezus’ leven op deze wijze was overgebracht opdat hij de blijvende erfgenaam van koning David kon worden, kwam hij in werkelijkheid uit het „Jeruzalem dat boven is” voort.

Zoals de in Genesis 3:15 opgetekende goddelijke profetie had voorzegd, werd Jezus door de „oorspronkelijke slang” een ’hielwond’ toegebracht toen hij op 14 Nisan van het jaar 33 G.T. aan een terechtstellingspaal werd genageld. In tegenstelling tot een vermorzeling in de kop, waarvan men niet kan herstellen, was die ’hielwond’ slechts tijdelijk. Op de derde dag wekte God Jezus uit de doden op en gaf hij hem de „kracht van een onvernietigbaar leven” (Handelingen 10:40; Hebreeën 7:16). Als een onsterfelijke geestelijke persoon kan de Koning Jezus Christus de „oorspronkelijke slang” in de kop vermorzelen en alle door hem aangerichte schade teniet doen.

MEDEREGEERDERS

Jezus Christus is het voornaamste lid van dit uit vele leden bestaande „zaad”. Door bemiddeling van hem zal de Almachtige God Satan de Duivel verbrijzelen onder de voeten van degenen die met Jezus in het hemelse koninkrijk zullen regeren (Openbaring 20:1-3). In een brief die werd geschreven aan degenen die in aanmerking kwamen voor heerschappij, zei de christelijke apostel Paulus: „De God die vrede geeft . . . zal Satan binnenkort onder uw voeten verbrijzelen” (Romeinen 16:20). Wie zijn deze mederegeerders?

In het laatste boek van de bijbel, de Openbaring, wordt hun aantal genoemd, namelijk 144.000. Beschrijvend wat hij in een visioen zag, zegt de schrijver van de Openbaring, de apostel Johannes: „Zie! het Lam [Jezus Christus, die als een offerlam was gestorven] stond op de berg Sion, en met hem honderd vierenveertig duizend, die zijn naam en de naam van zijn Vader op hun voorhoofd geschreven droegen. . . . Dezen zijn het die het Lam blijven volgen waarheen hij ook gaat. Dezen werden uit het midden van de mensen [niet slechts uit één natie van mensen zoals de Israëlieten] gekocht als eerstelingen voor God en voor het Lam.” — Openbaring 14:1-4.

Het is inderdaad passend dat hier wordt afgebeeld dat de 144.000 zich met het Lam op de berg Sion bevinden. De berg Sion in de stad Jeruzalem uit de oudheid was de plaats vanwaar de koningen van Juda regeerden en waar het koninklijke paleis stond. Op de berg Sion sloeg David ook een tent op voor de heilige ark (kist) des verbonds, waarin de twee stenen tafelen waarop de Tien Geboden geschreven stonden, waren gelegd. Later werd die ark overgebracht naar de binnenste afdeling van de tempel die door Davids zoon Salomo niet ver daarvandaan op de berg Moría was gebouwd. De uitdrukking Sion omvatte mettertijd ook Moría. Sion nam dus een belangrijke plaats in verband met zowel het koningschap als het priesterschap in. — 2 Samuël 6:12, 17; 1 Koningen 8:1; Jesaja 8:18.

Dit komt overeen met het feit dat Jezus zowel Koning als Priester is en evenals Melchizédek uit het oude Salem beide ambten in zich verenigt. Daarom zegt Hebreeën 6:20 over Jezus dat hij „een hogepriester naar de wijze van Melchizédek is geworden”. In de hoedanigheid van Koning-Priester regeert Jezus vanaf de hemelse berg Sion.

Zijn mederegeerders zijn eveneens priesters. Als lichaam worden zij een „koninklijke priesterschap” genoemd (1 Petrus 2:9). Over hun functie vertelt Openbaring 5:10 ons: „Gij [Christus] hebt hen gemaakt tot een koninkrijk en tot priesters voor onze God, en zij zullen als koningen over de aarde regeren.”

HET DOEL VAN HET BESTUUR

Een van de voornaamste belangen van de Koning-Priester Jezus Christus en zijn priesterlijke mederegeerders is, de gehele mensheid in eenheid met Jehovah God te brengen. Dit betekent de verwijdering van alle sporen van zonde en onvolmaaktheid, want alleen degenen die op volmaakte wijze Gods beeld weerspiegelen, kunnen op grond van hun eigen verdienste voor hem staan. Dat het besturende Koninkrijk deel uitmaakt van Gods bestuur van de aangelegenheden waardoor dit tot stand gebracht zal worden, wordt in Efeziërs 1:9-12 te kennen gegeven:

„[God heeft] het heilige geheim van zijn wil aan ons . . . bekendgemaakt. Het is overeenkomstig zijn welbehagen, dat hij zich had voorgenomen, aan de volledige grens van de bestemde tijden een bestuur te hebben, namelijk om alle dingen weer bijeen te vergaderen in de Christus, de dingen die in de hemelen en de dingen die op de aarde zijn. Ja, in hem, in eendracht met wie wij ook tot erfgenamen werden aangesteld, doordat wij werden voorbestemd overeenkomstig het voornemen van hem die alle dingen werkzaam doet zijn naar de wijze waarop zijn wil het aanraadt, opdat wij tot lof van zijn heerlijkheid zouden dienen.”

Daar Jezus Christus zondeloos en in volmaakte harmonie met Jehovah God is, zal wanneer alle dingen in eenheid met hem worden gebracht, het resultaat zijn dat de mensheid in eenheid met Jehovah God wordt gebracht. Dit blijkt uit het feit dat nadat dit aspect van het werk van het Koninkrijk is voltooid, de bijbel zegt dat Jezus Christus „het koninkrijk aan zijn God en Vader overdraagt”. — 1 Korinthiërs 15:24.

Ten einde de enorme taak om de mensheid tot volmaaktheid te brengen, te volvoeren, zullen de hemelse regeerders ook aardse vertegenwoordigers gebruiken, mannen die volkomen toegewijd zijn aan rechtvaardigheid (Psalm 45:16; Jesaja 32:1, 2). Deze mannen zullen aan de vereisten moeten voldoen die de Koning Jezus Christus stelt aan degenen aan wie hij verantwoordelijkheid toevertrouwt. Twee fundamentele vereisten zijn nederigheid en zelfopofferende liefde. Jezus zei: „Gij weet dat de regeerders der natiën over hen heersen en de groten autoriteit over hen oefenen. Zo is het onder u niet; maar wie onder u groot wil worden, moet uw dienaar zijn, en wie onder u de eerste wil zijn, moet uw slaaf zijn” (Matthéüs 20:25-27). Hij zei ook: „Dit is mijn gebod, dat gij elkaar liefhebt net zoals ik u heb liefgehad. Iemand kan geen grotere liefde hebben dan dat hij afstand doet van zijn ziel ten behoeve van zijn vrienden.” — Johannes 15:12, 13.

Zou u zich niet veilig voelen onder Koninkrijksvertegenwoordigers die zulk een liefde en nederigheid weerspiegelen, die echt voor u zouden zorgen?

Er zullen zich geen communicatieproblemen tussen de hemelse regering en de aardse vertegenwoordigers van de Koning Jezus Christus voordoen. In het verleden heeft Jehovah God door tussenkomst van engelen en door zijn onzichtbare werkzame kracht boodschappen aan zijn dienstknechten op aarde overgebracht (Daniël 10:12-14; 2 Petrus 1:21). Ja, zelfs mensen kunnen boodschappen naar ruimtecapsules en ruimtestations die op verre afstand in een baan om de aarde wentelen, zenden en daarvandaan ontvangen. Als onvolmaakte mensen dat kunnen doen, waarom zou iemand dan denken dat dit voor volmaakte hemelse regeerders te moeilijk zou zijn?

Voordat het Koninkrijksbestuur van Jezus Christus en zijn mederegeerders echter met het werk kan beginnen de mensheid in eenheid met God te brengen, moeten alle vijandige machten verwijderd worden. Er is niet de geringste aanwijzing dat degenen die de mensheid thans besturen, bereid zijn hun soevereiniteit aan Jezus Christus en zijn mederegeerders over te dragen. Zij spotten met de gedachte dat een hemelse regering de volledige heerschappij over de aangelegenheden der aarde zal overnemen. Daarom zullen zij ertoe gedwongen moeten worden de autoriteit van Gods koninkrijk in de handen van zijn Christus te erkennen. Dit zal ten koste van hun regeringspositie alsook van hun leven geschieden. De bijbel vertelt ons namelijk: „In de dagen van die koningen zal de God des hemels een koninkrijk oprichten dat nooit te gronde zal worden gericht. En het koninkrijk zelf zal aan geen ander volk worden overgedragen. Het zal al deze koninkrijken verbrijzelen en er een eind aan maken, en zelf zal het tot onbepaalde tijden blijven bestaan.” — Daniël 2:44.

Nadat alle tegenstand is verwijderd, zal het Koninkrijksbestuur de taak op zich nemen mensen van ziekte en de dood te bevrijden. Hoe zal dit tot stand worden gebracht?