Hebben de doden uw hulp nodig?
Hoofdstuk 7
Hebben de doden uw hulp nodig?
EEN oud Chinees spreekwoord luidt: „De doden te dienen alsof zij nog leefden, is de hoogste uiting van ware kinderlijke toegenegenheid.” Als de doden werkelijk in een ander rijk voortbestaan en voordeel kunnen trekken van de diensten van nabestaanden op aarde, zou het van liefde getuigen zich om hen te bekommeren.
Natuurlijk doen veel mensen slechts alsof zij de oude tradities in acht nemen, ofschoon zij er in werkelijkheid niet echt in geloven dat er een voortbestaan na de dood is. Anderen daarentegen zijn ervan overtuigd dat de doden hun hulp nodig hebben.
Miljoenen mensen in het grootste deel van Azië en delen van Afrika geloven dat zij hun leven lang hulde moeten
brengen aan dode voorouders. Vandaar dat zij voor de vooroudertafels van hun gestorven familieleden wierook branden, bidden, bloemen zetten en zelfs voedsel offeren. Men denkt dat deze verering de doden zal helpen zich in een prettig bestaan in het hiernamaals te verheugen en zal voorkomen dat zij vijandige geesten worden.Vooral in verband met rouwplechtigheden en begrafenissen stellen de nabestaanden kostbare pogingen in het werk om de gestorvenen te helpen. Beschouw de volgende traditionele gebruiken eens die in de Oriënt in acht werden genomen nadat een prominente regeringsadviseur gestorven was:
Boeddhistische priesters verrichtten de rituele handelingen. Er werd vuurwerk afgestoken om de boze geesten te verjagen. Rijstpapier waarop gebeden stonden, werd verbrand, in het geloof dat dit de geest van de gestorven man ten goede zou komen. Er werd voedsel, drank en tabak bij het lijk neergezet opdat de geest zich kon verkwikken wanneer hij dit verkoos.
Daarna werd het lichaam in een kist gelegd, die negenenveertig dagen in een kamer van het sterfhuis bleef staan. De oudste zoon rouwde daar zes dagen lang. Op de zevende dag keerde hij naar huis terug om te slapen, zich te baden en zich te verkleden. De cyclus van zes dagen rouwen en één dag rust werd vervolgens gedurende het gehele verloop van de negenenveertig dagen herhaald. Gedurende de gehele periode werd er vrijwel ononderbroken vuurwerk afgeschoten, en dag en nacht hoorde men het geluid van fluiten, trommels en cimbalen.
Op de negenenveertigste dag trok de indrukwekkende begrafenisstoet rond. Muziekkorpsen speelden. Langs de route werd vuurwerk dat aan telefoonpalen, lantarenpalen en bomen was vastgebonden, afgestoken. Er werd voedsel, drank en tabak op de altaartafels neergezet, en in de kleine heiligdommen die langs de gehele route waren opgesteld, werden papieren, waarop gebeden stonden, en wierookstokjes
verbrand. Aantrekkelijke wagens van papier, bladgoud en bamboe verhoogden het kleurrijke geheel van de begrafenisstoet. Velen die in de rouwstoet meeliepen, droegen lantarens, die ten doel hadden de weg voor de geest van de gestorven man te verlichten. Aan het graf werden de schitterende wagens, die paleizen, vliegtuigen, schepen, legers, dienstknechten en andere dingen voorstelden, verbrand.In het geval van personen die niet zo bemiddeld en niet zo aanzienlijk zijn, worden er soortgelijke procedures gevolgd, maar dan op veel kleinere schaal. Er worden bijvoorbeeld minder en niet zulke mooie papieren voorwerpen verbrand.
Aan dit verbranden van uit papier vervaardigde voorwerpen ligt het geloof in een vagevuur ten grondslag. Men gelooft dat na de dood van een persoon de geest gedurende twee jaar in het vagevuur ronddoolt, maar hulp nodig heeft om in de hemel te komen. De offers die in de vorm van papieren voorwerpen worden gebracht, hebben ten doel te tonen dat de gestorvene een goed leven heeft geleid en alles heeft wat nodig is om in het hiernamaals te kunnen leven. Vele Chinezen geloven dat zijn geest daarom vlugger uit het vagevuur wordt bevrijd.
Wat is uw reactie op zulke uitgebreide en kostbare ceremoniën? Zou u aan dergelijke gebruiken meedoen? Zo ja, waarom?
Als u gelooft dat de doden uw hulp nodig hebben, welk positieve bewijs hebt u dan dat iets wat bewustzijn heeft, de dood van het lichaam overleeft? Wat geeft u de zekerheid dat de middelen die worden gebruikt om de doden te helpen, effectief zijn? Hoe zou men bijvoorbeeld kunnen bewijzen dat lantarens de weg voor een geest verlichten, dat vuurwerk boze geesten verjaagt en dat verbrande papieren voorwerpen de geest van de gestorvene kunnen helpen de hemelse gelukzaligheid binnen te gaan? Welke basis is er op grond waarvan men kan beweren dat dergelijke dingen
doeltreffende middelen zijn om de geesten van de doden te helpen?Misschien worden er in de streek waar u woont, wel heel andere religieuze ceremoniën verricht om de doden te helpen, maar zou iemand tot uw bevrediging kunnen bewijzen dat wat er in dit opzicht wordt gedaan, nuttige resultaten afwerpt?
Het is ook de moeite waard te beschouwen in hoeverre er bij deze pogingen om de doden te helpen, van rechtvaardigheid en onpartijdigheid sprake is. Personen die zeer rijk zijn, kunnen natuurlijk veel meer vuurwerk, papieren voorwerpen of andere dingen kopen, waardoor naar men veronderstelt de doden geholpen worden. Maar hoe staat het met de arme? Hoewel hij misschien een goed leven heeft geleid, zou hij in een nadelige positie verkeren als na zijn dood niemand iets voor hem deed. Ook is het zo dat de arme die dingen koopt om de gestorvenen te helpen, zich daardoor een grote financiële last oplegt, terwijl de rijke er nauwelijks iets van voelt.
Hoe denkt u over zo’n in het oog springende partijdigheid? Zou u zich aangetrokken voelen tot een god die de rijken boven de armen begunstigde, zonder in aanmerking te nemen wat zij als personen zijn? De God van de bijbel betoont een dergelijke partijdigheid niet. Over hem zegt de Schrift: „Er is bij God geen partijdigheid.” — Romeinen 2:11.
Veronderstel nu dat iemand beseft dat religieuze ceremoniën ten behoeve van de doden waardeloos en volledig in strijd met de wil van de onpartijdige God zijn. Zou het dan redelijk zijn er slechts ter wille van de traditie en om niet bij de overige mensen uit de toon te vallen, aan deel te nemen? Is het logisch religieuze ceremoniën te ondersteunen die men onjuist acht? Is het juist aan iets mee te doen waardoor de rijken worden begunstigd en de armen een last wordt opgelegd?
HET GELOOF VAN DE CHRISTENHEID IN EEN VAGEVUUR
Het geloof dat de doden hulp nodig hebben om uit het vagevuur te komen, is niet tot de niet-christelijke religies beperkt. In de New Catholic Encyclopedia staat:
„De zielen in het vagevuur kunnen door vrome werken zoals gebeden, aflaten, aalmoezen, vasten en misoffers geholpen worden. . . . Hoewel wij God niet kunnen voorschrijven de verdienstelijke waarde van onze werken ten behoeve van de arme zielen aan te wenden, kunnen wij toch stellig hopen dat God naar onze smeekbeden zal luisteren en de leden van de Kerk die lijden ondergaan, zal helpen.”
Hoe krachtig is de waarborg die gegeven wordt dat zulke pogingen zullen baten? De Encyclopedia vervolgt met te zeggen:
„Omdat de toepassing van deze goede werken van de verhoring van onze tot God gerichte smeekbede afhangt, bestaat er geen absolute zekerheid dat onze gebeden een bepaalde
ziel of welke ziel maar ook die zich in het vagevuur bevindt, terstond helpen. Maar Gods barmhartigheid en liefde jegens de zielen in het vagevuur, die reeds zo dicht bij Hem zijn, bewegen Hem er beslist toe de duur van hun louteringstijd te bekorten wanneer de gelovigen op aarde voorbeden voor hen doen.”Er wordt dus geen echte verzekering gegeven dat door datgene wat men voor degenen die naar wordt verondersteld in het vagevuur zijn, doet, ook werkelijk iets wordt bereikt. En er is geen basis om een dergelijke verzekering te geven, want de bijbel geeft die verzekering niet. Het woord „vagevuur” komt niet eens in de bijbel voor. In de New Catholic Encyclopedia wordt het volgende erkend: „De katholieke leer van het vagevuur steunt uiteindelijk op de overlevering, niet op de Heilige Schrift.” — Deel 11, blz. 1034.
Toegegeven, een overlevering is niet noodzakelijkerwijs Matthéüs 15:6-9.
slecht. Maar deze speciale overlevering is in strijd met Gods Woord. In de Schrift wordt niet geleerd dat de „ziel” na de dood van het lichaam blijft voortbestaan. Het is derhalve duidelijk dat ze niet aan een periode van loutering in het vagevuur onderworpen kan worden. De woorden die Jezus Christus tot de joodse religieuze leiders sprak, zouden dan ook terecht tot degenen gericht kunnen worden die de leer van het vagevuur onderwijzen: „[Gij hebt] het woord Gods krachteloos gemaakt ter wille van uw overlevering. Huichelaars, hoe passend heeft Jesaja over u geprofeteerd, toen hij zei: ’Dit volk eert mij met hun lippen, maar hun hart is ver van mij verwijderd. Tevergeefs blijven zij mij aanbidden, omdat zij mensengeboden als leerstellingen onderwijzen.’” —Het is ook goed om het middel waardoor men de zielen in het vagevuur meent te kunnen helpen, in het licht van de Schrift te beschouwen. Zoals in de New Catholic Encyclopedia wordt opgemerkt, behoren gebeden tot de vrome werken waardoor men, zo wordt beweerd, de zielen in het vagevuur kan helpen. Over zulke gebeden zegt de brochure Assist the Souls in Purgatory (Help de zielen in het vagevuur), uitgegeven door het Amerikaanse Benedictijner Klooster van Eeuwige Verering:
„Een kort maar vurig gebed is dikwijls van meer nut voor de arme zielen dan een langdurige vorm van devotie, waarbij de aandacht verflauwt. Talloos zijn de korte schietgebedjes waarop de Kerk aflaten heeft verleend en die alle op de arme zielen toegepast kunnen worden. . . . Hoe gemakkelijk kunnen wij veel van deze gebedjes, die als kleine vurige pijlen zijn, in de loop van de dag opzenden, terwijl wij ons werk doen, ja, zelfs terwijl onze handen met iets bezig zijn! . . . Hoeveel zielen in het vagevuur zouden wij verlichting kunnen verschaffen of eruit kunnen bevrijden als wij gedurende de dag dikwijls het volgende korte aflaatgebed van de Kerk voor de overledenen zouden opzenden: ’O Heer, geef hun de eeuwige rust, en laat het eeuwige licht op hen schijnen. Mogen zij in vrede rusten. Amen.’ (300 dagen aflaat, voor elke keer. ’Handboek der aflaten’, 582.) Als wij met vurige devotie de heilige namen ’Jezus, Maria en Jozef’
herhalen, kunnen wij iedere keer een aflaat van zeven jaar verkrijgen.”Schijnt het u niet vreemd toe dat het herhalen van drie namen achtmaal zo effectief zou zijn als een heel wat langer gebed van eenentwintig woorden? Is het steeds weer herhalen van een gebed soms iets wat God goedkeurt? Jezus Christus zei daarover: „Als gij echter bidt, zegt dan niet steeds weer dezelfde dingen, zoals de mensen der natiën doen, want zij menen dat zij door veel woorden te gebruiken, verhoord zullen worden. Wordt daarom niet als zij.” — Matthéüs 6:7, 8.
In plaats van steeds weer uit het hoofd geleerde zinnen op te zeggen, moedigt de bijbel ons ertoe aan gebeden op te zenden die uit het hart komen.
Wat ook niet over het hoofd gezien mag worden, is de rol die geld in verband met de leer van het vagevuur heeft gespeeld. Natuurlijk zou er betoogd kunnen worden dat de reden voor deze leer niet was, de kerk aldus aan geld te helpen. Maar dat verandert niets aan het feit dat de religieuze organisaties die aan de leer van het vagevuur vasthouden, maar al te graag stoffelijke gaven ontvangen. Niemand wordt ooit door de kerk berispt omdat hij zichzelf of iemand anders uit het vagevuur tracht te kopen. Niemand krijgt ooit van de kerk de raad dat hij zijn beperkte middelen beter voor zijn levensonderhoud kan gebruiken. Eeuwenlang hebben arm en rijk de geldkisten van religieuze organisaties gevuld in de hoop daardoor de tijd die zijzelf of hun geliefden in het vagevuur moeten doorbrengen, te bekorten. De schrijver C. Lamont merkt hierover in zijn boek The Illusion of Immortality (De illusie van de onsterfelijkheid) het volgende op:
„De religieuze ceremoniën die verband houden met de overledenen, hebben een onnoemelijke rijkdom voor de Kerk betekend. Dit geldt vooral voor de rooms-katholieke en oosters-orthodoxe kerkgenootschappen, waar veel nadruk wordt gelegd op missen lezen, gebeden en andere goede diensten ten behoeve van de doden, de stervenden en allen
die zich op de een of andere wijze om hun toekomstige leven bekommeren.Sedert de vroege middeleeuwen heeft de katholieke Kerk alleen al door het verlenen van aflaten, van arm en rijk enorme sommen geld gekregen. Deze aflaten, die gegeven worden in ruil voor geld, aalmoezen of andere soorten van offergaven, bewerken dat de ziel van de persoon zelf of de ziel van een overleden familielid of vriend gedeeltelijk of geheel gevrijwaard wordt van de straf die ze in het vagevuur zou moeten ondergaan. . . . In Rusland heeft de orthodoxe Kerk enorme rijkdommen opgehoopt door middel van soortgelijke voorbeden ten behoeve van de doden. Behalve het geld dat geregeld binnenstroomde van de arbeiders en boeren, die maar al te graag de goddelijke vergelding wilden verzachten, deden vele leden van de adel en uit hogere kringen schenkingen aan kloosters en kerken op voorwaarde dat er na hun dood dagelijks gebeden voor hun zielen opgezonden zouden worden.”
Als het waar was dat zulke stoffelijke gaven de doden werkelijk ten goede kwamen, zou dit betekenen dat God in geld geïnteresseerd is. Maar hij heeft niemands geld of materiële bezittingen nodig. Bij monde van de geïnspireerde psalmist maakt God bekend: „Ik wil geen stier uit uw huis nemen, noch bokken uit uw kooien. Want aan mij behoort al het wild gedierte van het woud toe, de beesten op duizend bergen. Ik ken elk gevleugeld schepsel van de bergen heel goed, en het gewemel van dieren op het open veld is bij mij. Indien ik honger had, zou ik het u niet zeggen; want aan mij behoren het produktieve land en zijn volheid toe.” — Psalm 50:9-12.
Ja, al de rijkdommen in de wereld kunnen een dode niet helpen. Geld en materiële bezittingen kunnen hem er zelfs niet voor behoeden te sterven. Het is zoals de bijbel zegt: „Zij die op hun middelen voor levensonderhoud vertrouwen, en die zich op de overvloed van hun rijkdom blijven beroemen, niet één van hen kan zelfs ook maar een broeder op enigerlei wijze loskopen, noch God een losprijs voor hem geven, (en de loskoopprijs voor hun ziel is zo kostbaar dat die tot onbepaalde tijd heeft opgehouden) opdat hij nog Psalm 49:6-9.
voor eeuwig zou leven en de kuil niet zou zien.” —Het lijdt geen twijfel dat het onschriftuurlijk is te trachten de doden te helpen. De leer dat de levenden de doden kunnen helpen, heeft de mensen alleen maar een zware last opgelegd. Door een kennis van Gods Woord wordt men echter van dit onjuiste denkbeeld bevrijd. Dit kan voor ons een werkelijke aansporing vormen ons best te doen terwijl onze familieleden nog leven en hun het gevoel te geven dat zij nodig zijn en geliefd en gewaardeerd worden. Wanneer zij gestorven zijn, is het te laat om verzuimde daden van vriendelijkheid en consideratie goed te maken.
[Illustratie op blz. 64]
Taoïstische riten om een ziel zogenaamd uit het vagevuur te verlossen
[Illustratie op blz. 65]
Katholieke riten om zielen die zich zogenaamd in het vagevuur bevinden, te helpen