Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Moet men bevreesd zijn voor de doden?

Moet men bevreesd zijn voor de doden?

Hoofdstuk 8

Moet men bevreesd zijn voor de doden?

NIET iedereen beschouwt de doden als degenen die hulp nodig hebben. Zelfs nog sterker verbreid is het geloof dat de levenden degenen zijn die hulp nodig hebben — om hen tegen de doden te beschermen. Kerkhoven worden ’s nachts vaak gemeden. Vreemd genoeg kunnen zelfs familieleden en vrienden die tijdens hun leven geliefd waren, na hun dood als een bron van vrees en angst beschouwd worden.

De Indianen die de heuvels van Centraal-Chiapas (Mexico) bewonen, verbranden op de dag van de begrafenis Spaanse peper. Dit wordt gedaan in de hoop dat de onaangename rook de ziel van de gestorvene uit het huis zal verdrijven.

In sommige delen van Europa zet men zodra er iemand is gestorven, vlug alle deuren en ramen open. Dit wordt gedaan om de ziel te laten „vertrekken”. Opdat er over niemand een betovering wordt uitgesproken, legt een familielid de handen van de gestorvene op diens hart en sluit hij de ogen van de gestorvene met munten.

Wanneer een boeddhist van Mongolië in een tent sterft, wordt zijn lichaam niet via de normale tentingang naar buiten gedragen. Misschien wordt er een andere opening in de tent gemaakt, die dan zodra het lichaam is verwijderd, weer wordt gesloten. Of misschien wordt er een stromat voor de normale ingang gehangen. Nadat het lichaam naar buiten is gedragen, wordt deze stromat verbrand. Met dit gebruik wil men verhinderen dat de geest van de gestorvene in de tent terugkeert en de levenden kwaad berokkent.

In veel delen van Afrika is het zo dat wanneer een gezin door ziekte wordt getroffen, een kind sterft, een zakelijke onderneming mislukt of er zich anderszins een tegenslag voordoet, er vlug een fetisjpriester wordt geraadpleegd. Gewoonlijk vertelt de priester dat een overleden familielid gekrenkt is. Het orakel wordt geraadpleegd en er worden offers voorgeschreven. De priester vraagt hier veel geld voor en krijgt ook het vlees van welk dier maar ook dat als slachtoffer wordt gebracht.

Moeten mensen zulk een vrees voor de doden aan de dag leggen en zelfs grote onkosten maken om zich te beschermen?

De bijbel zegt over de doden: „Hun liefde en hun haat en hun jaloezie zijn reeds vergaan, en zij hebben tot onbepaalde tijd geen deel meer aan iets wat onder de zon moet worden gedaan” (Prediker 9:6). U hoeft van de zijde der doden dus geen kwaad te vrezen. En niemand kan deze uitspraak van de bijbel weerleggen.

Mensen kunnen weliswaar bepaalde manifestaties aan de geesten van de doden toeschrijven. Zij beweren misschien dat zij van ziekte, economische tegenslagen en dergelijke bevrijd zijn nadat de geesten van de doden gunstig gestemd waren. Maar zouden zulke moeilijkheden en de schijnbare bevrijding van tegenspoed niet aan een andere oorzaak toegeschreven kunnen worden?

Is het niet vreemd dat mensen zich er pas van bewust zijn een gestorven familielid te hebben gekrenkt wanneer zij een fetisjpriester of iemand die een overeenkomstige positie bekleedt, raadplegen? En waarom zou de „geest” van een gestorven vader, moeder, zoon of dochter het geluk en het welzijn bedreigen van degenen die in het verleden innig geliefd werden? Wat zou de „geest” van een gestorven man wraakzuchtig doen zijn als dat geen eigenschap van de man was toen hij nog leefde? Zou, aangezien de eigenschappen die aan de gestorvene worden toegeschreven, dikwijls zo tegengesteld zijn aan de persoonlijkheid die hij tijdens zijn leven bezat, dit geen krachtige ondersteuning vormen voor de gevolgtrekking dat de „geesten” van de doden er helemaal niets mee te maken hebben? Zeer beslist. De bijbel heeft inderdaad gelijk wanneer daarin staat dat de doden ’geen deel hebben aan iets wat onder de zon moet worden gedaan’.

Beschouw ook welk een schadelijke uitwerking de vrees voor de doden op de levenden heeft. Velen zijn daardoor in slavernij gebracht aan fetisjpriesters of andere religieuze leiders, die beweren dat het geluk of ongeluk van een man of vrouw hoofdzakelijk door de „geesten” van de doden wordt beheerst. Deze mannen hebben zich opgeworpen als personen die de verhouding tot de gekrenkte doden weer in orde kunnen brengen. Veel mensen, die geloof hechten aan hun beweringen, hebben heel wat geld voor kostbare ceremoniën uitgegeven, geld dat zij anders wellicht voor hun noodzakelijke levensbehoeften hadden gebruikt. Ook al houden sommigen vol dat zij door zulke ceremoniën pertinent geholpen zijn, zou men kunnen vragen of hun ervaring hun werkelijke vreugde heeft geschonken, doordat zij het voorrecht hebben gehad iets te doen om een breuk met een geliefd persoon die gestorven is, te helen. Handelen zij niet veeleer als iemand van wie iets is afgeperst?

Denk vervolgens ook aan de bedrieglijke methoden die dikwijls worden gebruikt — Spaanse peper verbranden, de gestorvene door een andere tentopening naar buiten dragen, en dergelijke — om te verhinderen dat de „geest” van de gestorvene terugkeert en de rust van de levenden verstoort. Zou u tijdens uw leven aldus bedrogen willen worden? Is het redelijk dat iemand tracht gestorven personen te bedriegen die hij tijdens hun leven nooit zou hebben willen bedriegen?

Bovendien kan alleen al het feit dat een persoon zijn toevlucht neemt tot bedrog, een ongezonde uitwerking op hem hebben. Zal het geweten van een persoon, wanneer hij het eenmaal juist acht de doden te bedriegen, die naar zijn mening voortbestaan, niet dusdanig worden verzwakt dat hij, wanneer dit in zijn voordeel schijnt, ook de levenden zal trachten te bedriegen?

Degene die zich in de bijbel als de ware God identificeert, zou de praktijken die zijn ontstaan doordat mensen bevreesd zijn voor de doden, nooit kunnen goedkeuren. Waarom niet? Omdat die praktijken niet slechts op een verkeerd denkbeeld berusten, maar ook volledig in strijd zijn met Zijn persoonlijkheid, wegen en handelingen. „God is geen mens, dat hij leugens zou vertellen” (Numeri 23:19). Wie zich met het oog op zelfzuchtig gewin tot bedrog went, is hem niet welgevallig. De bijbel zegt: „Een man van . . . bedrog verfoeit Jehovah.” — Psalm 5:6.

Waarom zou u bevreesd zijn voor de doden als de bijbel onthult dat de doden geen bewustzijn bezitten? (Psalm 146:4) Zij kunnen u noch helpen noch kwaad berokkenen. U weet nu uit de bijbel dat de „ziel” sterft en dat de „geest” onafhankelijk van het lichaam niet als iets wat bewustzijn heeft, blijft voortbestaan. Welke manifestaties ook aanleiding hebben gegeven tot vrees voor de doden, ze moeten afkomstig zijn uit een andere bron. Aangezien er in sommige gevallen personen zijn die beweren dat hun problemen enigszins verbeterd zijn nadat zij bepaalde dingen hadden gedaan om de doden gunstig te stemmen, zou deze bron iemand moeten zijn die bereid is zulk een tijdelijke verlichting te verschaffen, maar met een verkeerd motief. Met welke bedoeling? Om mensen in dienstbaarheid te houden en te verblinden opdat zij de weg tot een leven vrij van vrees en angst niet vinden.

Het is belangrijk deze bron te identificeren.

[Illustratie op blz. 71]

Vrees voor de doden brengt velen ertoe fetisjpriesters te raadplegen