Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Wat kunt u over de Schepper leren uit een boek?

Wat kunt u over de Schepper leren uit een boek?

Hoofdstuk zeven

Wat kunt u over de Schepper leren uit een boek?

U BENT het er waarschijnlijk mee eens dat een informatief, interessant boek werkelijke waarde heeft. De bijbel is zo’n boek. Daarin vindt u aangrijpende levensgeschiedenissen die hoge morele waarden doen uitkomen. U treft ook levendige illustraties van belangrijke waarheden aan. Een van de schrijvers ervan die bekendstond om wijsheid, zei dat hij „de verrukkelijke woorden [zocht] te vinden en het schrijven van juiste woorden van waarheid”. — Prediker 12:10.

Het boek waarover wij spreken als „de bijbel” is in werkelijkheid een verzameling van 66 kleinere boeken die in de loop van meer dan 1500 jaar zijn geschreven. Zo schreef Mozes tussen 1513 en 1473 v.G.T. de eerste vijf boeken, te beginnen met Genesis. Johannes, een van Jezus’ apostelen, was de laatste van de bijbelschrijvers. Hij schreef een geschiedenis over Jezus’ leven (het Evangelie van Johannes) alsook kortere brieven en het boek Openbaring, dat in de meeste bijbels aan het einde staat.

Gedurende de 1500 jaar van Mozes tot Johannes hebben zo’n veertig personen een aandeel gehad aan het schrijven van de bijbel. Zij waren oprechte, godvruchtige mannen die anderen wilden helpen onze Schepper te leren kennen. Uit hun geschriften kunnen wij inzicht krijgen in Gods persoonlijkheid en leren wij hoe wij hem kunnen behagen. De bijbel stelt ons ook in staat te begrijpen waarom er zo veel slechtheid is en hoe er een eind aan gemaakt zal worden. Bijbelschrijvers wezen vooruit naar de tijd dat de mensheid rechtstreekser onder Gods heerschappij zal leven, en zij beschreven enkele van de opwindende omstandigheden waarin wij ons dan kunnen verheugen. — Psalm 37:10, 11; Jesaja 2:2-4; 65:17-25; Openbaring 21:3-5.

U realiseert u waarschijnlijk dat velen de bijbel afwijzen als een oud boek dat menselijke wijsheid bevat. Miljoenen mensen zijn er echter van overtuigd dat God de werkelijke Auteur ervan is, dat hij de gedachten van de schrijvers heeft geleid (2 Petrus 1:20, 21). Hoe kunt u vaststellen of datgene wat de bijbelschrijvers hebben geschreven, werkelijk van God afkomstig is?

Nu, er zijn een aantal tot dezelfde conclusie leidende bewijsvoeringen die u zou kunnen beschouwen. Veel mensen hebben dit gedaan voordat zij tot de slotsom kwamen dat de bijbel meer is dan louter een menselijk boek, dat hij een bovenmenselijke bron heeft. Laten wij dit met slechts één vorm van bewijsvoering illustreren. Door dit te doen, kunnen wij meer over de Schepper van ons universum, de Bron van menselijk leven, te weten komen.

Voorzeggingen die zijn uitgekomen

Heel wat bijbelschrijvers hebben profetieën opgetekend. In plaats van te beweren dat zij persoonlijk de toekomst konden voorzeggen, gaven deze schrijvers de Schepper de eer. Jesaja bijvoorbeeld identificeerde God als Degene „die van het begin af de afloop vertelt” (Jesaja 1:1; 42:8, 9; 46:8-11). Het vermogen om gebeurtenissen te voorzeggen die tientallen jaren of zelfs eeuwen in de toekomst zouden plaatsvinden, kenmerkt de God van Jesaja als uniek; hij is niet slechts een afgodsbeeld, zoals de in het verleden en ook nu nog door mensen vereerde afgodsbeelden. Profetieën verschaffen ons overtuigend bewijsmateriaal dat de bijbel niet van menselijke oorsprong is. Zie eens hoe Jesaja’s boek dit bevestigt.

Uit een vergelijking van de inhoud van Jesaja met historische gegevens blijkt dat het boek omstreeks 732 v.G.T. werd geschreven. Jesaja voorzei dat er rampspoed over de bewoners van Jeruzalem en Juda zou komen omdat zij zich schuldig maakten aan bloedvergieten en afgodenaanbidding. Jesaja voorzei dat het land woest gelegd en Jeruzalem met zijn tempel verwoest zou worden en dat de overlevenden gevankelijk naar Babylon zouden worden gevoerd. Maar Jesaja profeteerde ook dat God de in gevangenschap verkerende natie niet zou vergeten. Het boek voorzei dat een vreemde koning, Cyrus genaamd, Babylon zou veroveren en de joden zou vrijlaten om naar hun eigen land terug te keren. Jesaja beschrijft God in feite als Degene „die van Cyrus zegt: ’Hij is mijn herder, en al mijn welbehagen zal hij volledig ten uitvoer brengen’; zelfs door mijnerzijds van Jeruzalem te zeggen: ’Ze zal herbouwd worden’, en van de tempel: ’Gij zult gegrondvest worden.’” — Jesaja 2:8; 24:1; 39:5-7; 43:14; 44:24-28; 45:1.

In Jesaja’s tijd, de achtste eeuw v.G.T., kunnen zulke voorzeggingen ongelofelijk hebben geleken. Destijds was Babylon nog niet eens een belangrijke militaire macht. Babylon was onderworpen aan de werkelijke wereldmacht van die tijd, het Assyrische Rijk. Even vreemd zou de gedachte zijn geweest dat een overwonnen volk dat in ballingschap naar een ver land was gevoerd, vrijgelaten kon worden en hun land weer in bezit kon nemen. „Wie heeft zo iets gehoord?”, schreef Jesaja. — Jesaja 66:8.

Wat merken wij evenwel als wij ons twee eeuwen verder in de tijd begeven? De daaropvolgende geschiedenis van de joden uit de oudheid bewees dat Jesaja’s profetie tot in details werd vervuld. Babylon werd inderdaad machtig, en het verwoestte Jeruzalem. De naam van de Perzische koning (Cyrus), zijn daaropvolgende verovering van Babylon en de terugkeer van de joden zijn allemaal aanvaarde geschiedkundige feiten. Deze geprofeteerde details gingen zo nauwkeurig in vervulling dat critici in de negentiende eeuw hebben beweerd dat Jesaja’s boek een vervalsing was; zij zeiden in feite: ’Jesaja heeft misschien wel de eerste hoofdstukken geschreven, maar een latere schrijver in de tijd van koning Cyrus heeft de rest van het boek samengesteld opdat het een profetie zou lijken.’ Iemand zou zich er met zulke beweringen van af kunnen maken, maar wat zijn de feiten?

Werkelijke voorzeggingen?

De voorzeggingen in het boek Jesaja zijn niet beperkt tot gebeurtenissen in verband met Cyrus en de joodse ballingen. Jesaja voorzei ook hoe het met Babylon zou aflopen, en zijn boek verschafte veel details over een komende Messias, of Bevrijder, die lijden zou ondergaan en vervolgens verheerlijkt zou worden. Kunnen wij vaststellen of zulke voorzeggingen lang van tevoren werden opgetekend en daarom profetieën waren die vervuld moesten worden?

Neem eens het volgende punt. Jesaja schreef over de afloop van Babylon: „Babylon, het sieraad der koninkrijken, de luister van de trots der Chaldeeën, moet worden als toen God Sodom en Gomorra omkeerde. Ze zal nimmer bewoond worden, noch zal ze van geslacht tot geslacht blijven” (Jesaja 13:19, 20; hfdst. 47). Wat is er gebeurd?

De feiten zijn dat Babylon zich lange tijd verlaten had op een ingewikkeld irrigatiesysteem van dammen en kanalen tussen de Tigris en de Eufraat. Het schijnt dat dit watersysteem omstreeks 140 v.G.T. bij de verwoestende Parthische verovering werd beschadigd en in wezen instortte. Met welk gevolg? The Encyclopedia Americana zegt: „De grond werd verzadigd met minerale zouten en er vormde zich een korst van alkali over het oppervlak, zodat landbouw onmogelijk werd.” Zo’n 200 jaar later was Babylon nog steeds een volkrijke stad, maar dat bleef het niet veel langer. (Vergelijk 1 Petrus 5:13.) In de derde eeuw G.T. schreef de geschiedschrijver Cassius Dio Cocceianus (ca. 150–235 G.T.) dat iemand die een bezoek aan Babylon bracht, er niets dan „aardheuvels en stenen en ruïnes” aantrof (LXVIII, 30). Veelzeggend is dat in die tijd Jesaja reeds eeuwen dood was en dat zijn complete boek ook al eeuwen in omloop was. En als u Babylon thans zou bezoeken, zou u slechts ruïnes van die eens glorierijke stad zien. Hoewel oude steden als Rome, Jeruzalem en Athene tot in onze tijd zijn blijven bestaan, is Babylon woest, onbewoond, een ruïne; het is precies zoals Jesaja had voorzegd. De voorzegging is uitgekomen.

Laten wij nu onze aandacht richten op Jesaja’s beschrijving van de komende Messias. Volgens Jesaja 52:13 zou deze speciale dienstknecht van God uiteindelijk ’een hoge positie bekleden en zeer verhoogd worden’. In het volgende hoofdstuk (Jesaja 53) werd echter geprofeteerd dat de Messias vóór zijn verhoging een heel andere ervaring zou ondergaan. U zou misschien verbaasd zijn over de details die in dat hoofdstuk, dat algemeen als een Messiaanse profetie wordt erkend, opgetekend staan.

Zoals u daar kunt lezen, zou de Messias door zijn landgenoten veracht worden. Ervan overtuigd dat dit zou gebeuren, schreef Jesaja alsof het reeds had plaatsgevonden: „Hij was veracht en werd door de mensen gemeden” (vs. 3). Deze slechte bejegening zou volkomen ongerechtvaardigd zijn, want de Messias zou de mensen goeddoen. De door de Messias verrichte genezingen beschrijvend, zei Jesaja: „Ònze ziekten heeft híj gedragen” (vs. 4). In weerwil daarvan zou de Messias berecht en onrechtvaardig veroordeeld worden, terwijl hij zou zwijgen voor zijn aanklagers (vs. 7, 8). Hij zou zich laten overleveren om gedood te worden naast misdadigers; tijdens zijn terechtstelling zou zijn lichaam doorstoken worden (vs. 5, 12). Ondanks het feit dat hij als een misdadiger zou sterven, zou hij begraven worden als was hij een rijke (vs. 9). En Jesaja zei herhaaldelijk dat de onrechtvaardige dood van de Messias verzoenende kracht zou hebben door de zonden van andere mensen te bedekken. — Vs. 5, 8, 11, 12.

Dat is allemaal uitgekomen. De door Jezus’ tijdgenoten — Mattheüs, Markus, Lukas en Johannes — opgetekende geschiedenissen bevestigen dat wat Jesaja had voorzegd, werkelijk is gebeurd. Sommige gebeurtenissen vonden plaats na Jezus’ dood, dus kon hij de situatie niet hebben gemanipuleerd (Mattheüs 8:16, 17; 26:67; 27:14, 39-44, 57-60; Johannes 19:1, 34). De volledige vervulling van Jesaja’s Messiaanse profetie heeft door de eeuwen heen een krachtige invloed op oprechte bijbellezers gehad, met inbegrip van sommigen die Jezus voorheen niet aanvaardden. De geleerde William Urwick merkt op: „Veel joden die de reden voor hun bekering tot het christendom op schrift stelden, erkenden dat de bestudering van dit hoofdstuk [Jesaja 53] hun geloof in hun vroegere overtuiging en leraren had geschokt.” — The Servant of Jehovah. *

Urwick zei dit tegen het einde van de negentiende eeuw, toen sommigen misschien nog betwijfelden of Jesaja hoofdstuk 53 wel eeuwen voor Jezus’ geboorte geschreven was. Maar ontdekkingen sindsdien hebben in wezen elke grond voor twijfel weggenomen. In 1947 ontdekte een bedoeïenenherder bij de Dode Zee een oude rol van het hele boek Jesaja. Experts in het oude schrift dateerden de rol op 125 tot 100 v.G.T. Vervolgens werd er in 1990 op grond van een koolstof-14-analyse van de rol een datum van tussen 202 en 107 v.G.T. aan toegekend. Ja, deze beroemde Jesajarol was al behoorlijk oud toen Jezus werd geboren. Wat onthult een vergelijking ervan met hedendaagse bijbels?

Als u Jeruzalem bezoekt, kunt u fragmenten van de Dode-Zeerollen bezichtigen. Op een bandopname door de archeoloog professor Yigael Yadin wordt toegelicht: „Er zijn niet meer dan ongeveer vijf- of zeshonderd jaar verstreken tussen het tijdstip waarop de woorden van Jesaja werkelijk werden uitgesproken en het tijdstip waarop deze rol in de 2de eeuw v.Chr. werd overgeschreven. Het is verbazingwekkend hoe nauwkeurig de originele rol in het museum, hoewel die toch meer dan 2000 jaar oud is, overeenstemt met de bijbel die wij thans in het Hebreeuws lezen of in de vertalingen die aan de hand van het oorspronkelijke Hebreeuws . . . zijn gemaakt.”

Dit moet beslist onze kijk beïnvloeden. Ten aanzien waarvan? Nu, het dient eventuele kritische twijfels weg te nemen dat het boek Jesaja niets anders zou zijn dan achteraf opgetekende profetie. Er is nu wetenschappelijk bewijs voorhanden dat er ruim honderd jaar voordat Jezus zelfs maar geboren was en lang voor de verwoesting van Babylon een afschrift van de geschriften van Jesaja werd gemaakt. Hoe kan er dus enige twijfel over bestaan dat Jesaja’s geschriften zowel de afloop voor Babylon als het onrechtvaardige lijden, de soort van dood en de bejegening van de Messias hebben voorzegd? En de historische feiten elimineren elke grond om te ontkennen dat Jesaja de gevangenschap van de joden en hun vrijlating uit Babylon nauwkeurig heeft voorzegd. Zulke vervulde voorzeggingen vormen slechts een van de vele bewijsvoeringen dat de Schepper de werkelijke Auteur van de bijbel is en dat de bijbel „door God geïnspireerd” is. — 2 Timotheüs 3:16.

Er zijn vele andere aanwijzingen van goddelijk auteurschap van de bijbel. Hiertoe behoren de astronomische, geologische en medische nauwkeurigheid van de bijbel; de innerlijke harmonie van de bijbelboeken, die in de loop van vele honderden jaren door tientallen mensen geschreven zijn; de overeenstemming van de bijbel met veel feiten uit de wereldlijke geschiedenis en de archeologie; en zijn morele gedragscode, die uitsteeg boven de gedragscodes van omliggende volken uit die tijd en nog steeds als ongeëvenaard wordt erkend. Deze en andere bewijsvoeringen hebben talloze ijverige en eerlijke mensen ervan overtuigd dat de bijbel werkelijk een van onze Schepper afkomstig boek is. *

Dit kan ons ook helpen enkele deugdelijke conclusies te trekken omtrent de Schepper — het helpt ons zijn hoedanigheden te zien. Getuigt zijn vermogen om vooruit te kijken in de tijd er niet van dat zijn waarnemingsvermogen dat van ons mensen overtreft? Mensen weten niet wat er in de verre toekomst zal gebeuren, noch hebben zij dat in de hand. De Schepper wel. Hij kan zowel de toekomst voorzien als gebeurtenissen arrangeren zodat zijn wil ten uitvoer wordt gebracht. Terecht beschrijft Jesaja de Schepper als Degene „die van het begin af de afloop vertelt, en van oudsher de dingen die niet gedaan zijn; die zegt: ’Míjn raad zal tot stand komen en al mijn welbehagen zal ik doen.’” — Jesaja 46:10; 55:11.

De Auteur beter leren kennen

Wij leren een andere persoon beter kennen door met hem te praten en door te zien hoe hij op verschillende omstandigheden reageert. Beide zijn mogelijk als wij met andere mensen bekend willen raken, maar hoe staat het met het leren kennen van de Schepper? Wij kunnen onmogelijk rechtstreeks met hem communiceren. Zoals wij echter hebben vastgesteld, onthult hij veel over zichzelf in de bijbel — zowel door wat hij heeft gezegd als door de wijze waarop hij heeft gehandeld. Bovendien nodigt dit unieke boek ons zelfs uit een band met de Schepper aan te kweken. Het spoort ons aan: „Nadert tot God en hij zal tot u naderen.” — Jakobus 2:23; 4:8.

Sta eens stil bij een belangrijke stap: Als u iemands vriend zou willen zijn, zou u beslist zijn naam willen weten. Nu, hoe luidt de naam van de Schepper, en wat onthult zijn naam over hem?

Het Hebreeuwse gedeelte van de bijbel (vaak het Oude Testament genoemd) verschaft ons de unieke naam van de Schepper. In oude handschriften wordt deze naam voorgesteld door vier Hebreeuwse medeklinkers die getranscribeerd kunnen worden als YHWH of JHVH. De naam van de Schepper komt ongeveer 7000 maal voor, veel vaker dan titels zoals God of Heer. Eeuwenlang hebben lezers van de Hebreeuwse bijbel die persoonlijke naam gebruikt. Maar mettertijd ontwikkelden veel joden een bijgelovige vrees om de goddelijke naam uit te spreken, en dus werd de uitspraak ervan niet door hen bewaard.

„De oorspronkelijke uitspraak ging ten slotte verloren; hedendaagse pogingen om achter de uitspraak te komen, berusten op gissingen”, aldus een joods commentaar op Exodus. Toegegeven, wij kunnen niet met zekerheid zeggen hoe Mozes de goddelijke naam, die wij in Exodus 3:16 en 6:3 aantreffen, heeft uitgesproken. Maar, eerlijk gezegd, wie in deze tijd zou zich verplicht voelen om te proberen Mozes’ naam of Jezus’ naam uit te spreken met de precieze klank en intonatie die werd gebruikt toen zij op aarde rondwandelden? Desondanks deinzen wij er niet voor terug om Mozes en Jezus bij naam te noemen. Dus waarom dan niet de uitspraak gebruiken die in onze taal gewoon is, in plaats van zich er overmatig bezorgd om te maken hoe een volk uit de oudheid dat een andere taal bezigde, Gods naam precies uitsprak? De naam „Jehovah” bijvoorbeeld is in het Nederlands eeuwenlang gebruikt en wordt in de Nederlandse taal nog steeds alom herkend als de naam van de Schepper.

Maar er is iets wat belangrijker is dan details over de uitspraak van de naam. Dat is de betekenis ervan. De naam is in het Hebreeuws een causatieve vorm van het werkwoord ha·wahʹ, dat „worden” of „bewijzen (blijken) te zijn” betekent (Genesis 27:29; Prediker 11:3). The Oxford Companion to the Bible geeft als betekenis „’hij veroorzaakt’ of ’zal veroorzaken te zijn’”. Bijgevolg kunnen wij zeggen dat de persoonlijke naam van de Schepper letterlijk betekent „Hij veroorzaakt te worden”. Merk op dat de nadruk niet ligt op de activiteit van de Schepper in het verre verleden, zoals sommigen misschien in gedachten hebben gehad toen zij de term „Eerste Oorzaak” gebruikten. Waarom niet?

Omdat de goddelijke naam verband houdt met wat de Schepper voornemens is te doen. Hebreeuwse werkwoorden kunnen in wezen op slechts twee manieren de gesteldheid van een handeling uitdrukken, en de gesteldheid die betrokken is bij de naam van de Schepper „duidt op handelingen . . . die in een proces van ontwikkeling zijn. Er wordt niet louter de voortduring van een handeling door uitgedrukt . . . maar de ontwikkeling ervan vanaf het begin tot de voltooiing ervan” (A Short Account of the Hebrew Tenses). Ja, Jehovah openbaart zich door zijn naam als een actieve God die een voornemen heeft. Aldus leren wij dat hij — progressief handelend — de Vervuller van beloften wordt. Velen vinden het voldoening schenkend en geruststellend te weten dat de Schepper zijn voornemens altijd verwezenlijkt.

Zijn voornemen — Uw doel

Terwijl Gods naam ervan getuigt dat hij een voornemen of doel heeft, vinden veel mensen het moeilijk een werkelijk doel in hun eigen bestaan te zien. Zij nemen waar hoe de mensheid van de ene crisis naar de andere wankelt — oorlogen, natuurrampen, epidemieën, armoede en misdaad. Zelfs de bevoorrechte weinigen die op de een of andere manier aan zulke schadelijke gevolgen ontkomen, geven vaak toe dat zij knagende twijfels koesteren omtrent de toekomst en de zin van hun leven.

De bijbel maakt de volgende opmerking: „De stoffelijke wereld werd aan ijdelheid onderworpen, niet uit eigen wens, maar door de wil van de Schepper, die haar door het zo te maken, hoop gaf dat ze eens bevrijd zou worden . . . en deel zou krijgen aan de glorierijke vrijheid van de kinderen Gods” (Romeinen 8:20, 21, The New Testament Letters, door J. W. C. Wand). Het verslag in Genesis geeft te kennen dat mensen eens in vrede met hun Schepper waren. Als reactie op het wangedrag van de mens onderwierp God de mensheid terecht aan een situatie die, in zeker opzicht, tot frustratie leidde. Laten wij eens zien hoe dit in zijn werk ging, wat het onthult omtrent de Schepper en wat wij voor de toekomst kunnen verwachten.

Volgens die opgetekende geschiedenis, die in veel opzichten verifieerbaar gebleken is, werden de eerste geschapen mensen Adam en Eva genoemd. Het verslag toont aan dat zij niet doelloos of zonder instructies betreffende Gods wil hoefden rond te tasten. Net als elke liefdevolle, zorgzame menselijke vader voor zijn nageslacht zou doen, gaf de Schepper de mensheid nuttige richtlijnen. Hij zei tot hen: „Weest vruchtbaar en wordt tot velen en vult de aarde en onderwerpt haar, en hebt de vissen der zee en de vliegende schepselen van de hemel en elk levend schepsel dat zich op de aarde beweegt, in onderworpenheid.” — Genesis 1:28.

Bijgevolg hadden de eerste mensen een zinvol doel in het leven. Zij moesten onder meer zorg dragen voor de ecologie van de aarde en moesten de aardbol bevolken met verantwoordelijke mensen. (Vergelijk Jesaja 11:9.) Niemand kan de Schepper met recht de schuld geven voor de toestand waarin onze vervuilde planeet thans verkeert, alsof hij de mensen een excuus heeft gegeven om de aarde uit te buiten en te ruïneren. Het woord ’onderwerpen’ was geen vrijbrief voor uitbuiting. Het hield in de planeet die aan het beheer van mensen was toevertrouwd, te bebouwen en er zorg voor te dragen (Genesis 2:15). Bovendien zouden zij een toekomst voor zich hebben die zich zou blijven voortzetten en waarin zij die betekenisvolle taak konden verwezenlijken. Hun vooruitzicht om niet te sterven, strookt met het feit dat mensen een veel grotere hersencapaciteit hebben dan in een leven van 70, 80 of zelfs 100 jaar ten volle benut kan worden. Het brein was bestemd om oneindig gebruikt te worden.

Jehovah God, als de voortbrenger en bestuurder van zijn schepping, gaf mensen alle ruimte aangaande de wijze waarop zij zijn voornemen met de aarde en de mensheid ten uitvoer zouden brengen. Hij was noch overmatig veeleisend noch overdreven beperkend. Hij gaf Adam bijvoorbeeld een toewijzing waaraan zoölogen hun hart zouden ophalen — de dieren bestuderen en een naam geven. Nadat Adam hun karakteristieke eigenschappen had gadegeslagen, verschafte hij namen, die veelal beschrijvend waren (Genesis 2:19). Dit is slechts één voorbeeld van de manier waarop mensen hun talenten en bekwaamheden overeenkomstig Gods voornemen konden gebruiken.

U kunt begrijpen dat de wijze Schepper van het hele universum elke situatie op aarde gemakkelijk meester kon blijven, zelfs als mensen een dwaze of schadelijke weg verkozen. Het historische bericht vertelt ons dat God Adam slechts één beperkend gebod oplegde: „Van elke boom van de tuin moogt gij tot verzadiging eten. Maar wat de boom der kennis van goed en kwaad betreft, gij moogt daarvan niet eten, want op de dag dat gij daarvan eet, zult gij beslist sterven.” — Genesis 2:16, 17.

Dat gebod vereiste dat de mensheid Gods recht om gehoorzaamd te worden, zou erkennen. Mensen hebben van Adams tijd tot onze tijd de wet van de zwaartekracht moeten aanvaarden en er in overeenstemming mee moeten leven; het zou dwaas en schadelijk zijn om anders te handelen. Dus waarom zouden mensen weigeren in overeenstemming te leven met een andere van de weldoende Schepper afkomstige wet, of een ander door hem gegeven gebod? De Schepper maakte duidelijk wat de consequentie zou zijn van het verwerpen van zijn wet, maar hij liet aan Adam en Eva de keus om hem vrijwillig te gehoorzamen. Het is in het verslag van de vroege geschiedenis van de mens niet moeilijk te zien dat de Schepper mensen vrijheid van keus verleent. Ja, hij wil dat zijn schepselen uitermate gelukkig zijn, hetgeen een natuurlijk gevolg is als men leeft overeenkomstig de goede wetten die hij geeft.

In een eerder hoofdstuk hebben wij opgemerkt dat de Schepper intelligente schepselen heeft voortgebracht die niet gezien kunnen worden — geestelijke schepselen. De geschiedenis van ’s mensen begin onthult dat een van deze geesten geobsedeerd werd door de gedachte zich Gods positie toe te eigenen. (Vergelijk Ezechiël 28:13-15.) Hij misbruikte de vrijheid van keus die God schenkt en verlokte het eerste mensenpaar tot wat wij openlijke opstand moeten noemen. Door een uitdagende daad van rechtstreekse ongehoorzaamheid — het eten van „de boom der kennis van goed en kwaad” — beriep het eerste mensenpaar zich op onafhankelijkheid van Gods heerschappij. Maar meer dan dat, hun handelwijze onthulde dat zij zich achter de bewering stelden dat de Schepper de mens iets goeds onthield. Het was alsof Adam en Eva erop stonden zelf te beslissen wat goed en wat kwaad is — ongeacht wat de beoordeling van hun Maker was.

Wat zou het voor mannen en vrouwen onredelijk zijn te beslissen dat zij niet gesteld waren op de wet van de zwaartekracht en er in strijd mee te handelen! Het was voor Adam en Eva net zo irrationeel om de morele maatstaven van de Schepper te verwerpen. Mensen dienen beslist negatieve gevolgen te verwachten wanneer zij Gods fundamentele wet die gehoorzaamheid verlangt overtreden, net zoals men schadelijke gevolgen ondervindt wanneer men de wet van de zwaartekracht tart.

De geschiedenis vertelt ons dat Jehovah toen handelend optrad. Op de „dag” dat Adam en Eva de wil van de Schepper verwierpen, begonnen zij bergafwaarts te gaan, op weg naar hun dood, precies zoals God van tevoren had gewaarschuwd. (Vergelijk 2 Petrus 3:8.) Dit onthult nog een aspect van de persoonlijkheid van de Schepper. Hij is een God van gerechtigheid, die flagrante ongehoorzaamheid niet uit slapheid door de vingers ziet. Hij heeft en handhaaft wijze en rechtvaardige maatstaven.

In overeenstemming met zijn voortreffelijke hoedanigheden was hij zo barmhartig om niet onmiddellijk een eind aan het menselijk leven te maken. Waarom niet? Uit bezorgdheid voor Adam en Eva’s nageslacht, dat nog niet eens verwekt was en niet rechtstreeks verantwoordelijk was voor de zondige handelwijze van hun voorouders. Gods bezorgdheid voor nog te verwekken leven laat ons zien wat voor een Schepper hij is. Hij is geen meedogenloze rechter, zonder gevoel. In plaats daarvan is hij billijk, bereid om iedereen een kans te geven, en hij toont respect voor de heiligheid van menselijk leven.

Dit wil niet zeggen dat daaropvolgende mensengeslachten zich in dezelfde verrukkelijke omstandigheden zouden verheugen als het eerste mensenpaar. Doordat de Schepper Adams nakomelingen op het toneel liet verschijnen, ’werd de stoffelijke wereld aan ijdelheid onderworpen’. Toch was het geen volslagen frustratie of hopeloosheid. Bedenk dat Romeinen 8:20, 21 ook zei dat de Schepper haar „hoop gaf dat ze eens bevrijd zou worden”. Dat is iets waar wij beslist meer over zullen willen weten.

Kunt u hem vinden?

De vijand die het eerste mensenpaar tot opstand bracht, wordt in de bijbel aangeduid als Satan de Duivel, wat „Tegenstrever” en „Lasteraar” betekent. In het vonnis dat over die voornaamste aanstichter van de opstand werd uitgesproken, brandmerkte God hem als een vijand maar legde hij een basis op grond waarvan toekomstige mensen hoop konden hebben. God zei: „Ik zal vijandschap stellen tussen u [Satan] en de vrouw en tussen uw zaad en haar zaad. Hij zal u in de kop vermorzelen en gij zult hem in de hiel vermorzelen” (Genesis 3:15). Uiteraard is dit figuurlijke of symbolische taal. Wat betekent het dat er werd gezegd dat er een „zaad” zou komen?

Andere bijbelgedeelten werpen licht op dit intrigerende vers. Ze laten zien dat het verband houdt met het feit dat Jehovah overeenkomstig zijn naam leeft en ’wordt’ wat nodig is om zijn voornemen met mensen op aarde te vervullen. Daartoe gebruikte hij één specifieke natie, en de geschiedenis van zijn bemoeienissen met die natie uit de oudheid vormt een aanzienlijk deel van de bijbel. Laten wij die belangrijke geschiedenis eens in het kort beschouwen. Daarbij kunnen wij tevens meer over de hoedanigheden van onze Schepper te weten komen. Ja, wij kunnen veel onschatbare dingen over hem leren door het boek dat hij voor de mensheid heeft verschaft, de bijbel, aan een verder onderzoek te onderwerpen.

[Voetnoten]

^ ¶19 Vergelijk Handelingen 8:26-38, waar Jesaja 53:7, 8 wordt aangehaald.

^ ¶23 Zie voor bijzonderheden over de oorsprong van de bijbel de brochure Een boek voor alle mensen en het boek De bijbel Gods woord of dat van mensen?, uitgegeven door de Watchtower Bible and Tract Society of New York, Inc.

[Illustratie op blz. 107]

Eeuwen nadat de bijbel het had voorzegd, werd het machtige Babylon een verlaten ruïne, en dat is het tot op de huidige dag

[Illustraties op blz. 110]

Deze Jesajarol, die werd afgeschreven in de tweede eeuw v.G.T., werd teruggevonden in een grot bij de Dode Zee. Ze voorzei tot in details gebeurtenissen die honderden jaren na het schrijven ervan plaatsvonden

[Illustratie op blz. 115]

Deze in het Oudhebreeuws op een potscherf geschreven brief werd in Lachis opgegraven. Gods naam (zie pijlen) komt tweemaal voor, waaruit blijkt dat de naam van de Schepper bekend was en algemeen gebruikt werd

[Illustratie op blz. 117]

Isaac Newton formuleerde de wet van de zwaartekracht. De wetten van de Schepper zijn redelijk, en ermee samenwerken is tot ons welzijn