Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Wat laat zich uit de scheppingswerken aflezen?

Wat laat zich uit de scheppingswerken aflezen?

Hoofdstuk vijf

Wat laat zich uit de scheppingswerken aflezen?

ZOALS in eerdere hoofdstukken is opgemerkt, bieden ontdekkingen van de hedendaagse wetenschap een overvloed aan overtuigend bewijsmateriaal dat zowel het heelal als het leven op aarde een begin heeft gehad. Wat heeft hun begin veroorzaakt?

Na het beschikbare bewijsmateriaal te hebben bestudeerd, zijn velen tot de slotsom gekomen dat er een Eerste Oorzaak moet zijn. Niettemin schrikken zij er misschien voor terug persoonlijkheid aan deze Oorzaak te verbinden. Zo’n schroom om over een Schepper te spreken, weerspiegelt de houding van sommige geleerden.

Albert Einstein bijvoorbeeld was ervan overtuigd dat het heelal een begin heeft gehad, en hij uitte zijn wens „te weten hoe God de wereld had geschapen”. Toch beleed Einstein niet in een persoonlijke God te geloven; hij sprak over een kosmisch „religieus gevoelen, dat geen dogma kent en geen naar het beeld van de mens bedachte God”. Zo bracht ook de Nobelprijswinnaar en chemicus Kenichi Fukui geloof tot uitdrukking in een grote samenhang in het heelal. Hij zei dat „deze grote samenhang wellicht uitgedrukt kan worden in woorden als ’Absoluut’ of ’God’”. Maar hij sprak erover als een „eigenaardigheid van de natuur”.

Weet u dat zo’n geloof in een onpersoonlijke oorzaak veel overeenkomst vertoont met het oosterse religieuze denken? Veel oosterlingen geloven dat de natuur vanzelf is ontstaan. Dit denkbeeld wordt zelfs tot uitdrukking gebracht in de Chinese karakters voor natuur, die letterlijk „wordt vanzelf” of „op zichzelf bestaand” betekenen. Einstein geloofde dat zijn kosmische religieuze gevoelen goed tot uitdrukking werd gebracht in het boeddhisme. Boeddha was van mening dat het niet belangrijk was of een Schepper de hand had in het voortbrengen van het heelal en van mensen. Ook het sjintô verschaft geen verklaring voor de wijze waarop de natuur is ontstaan, en sjintoïsten geloven dat de goden geesten van de doden zijn, die kunnen opgaan in de natuur.

Het is interessant dat zo’n denkwijze niet veel verschilt van opvattingen die in het oude Griekenland populair waren. De filosoof Epicurus (341–270 v.G.T.) geloofde naar verluidt dat ’goden te ver weg zijn om u ook maar enig kwaad of goed te doen’. Hij was van mening dat de mens een produkt van de natuur is, waarschijnlijk voortgebracht door spontane generatie en de natuurlijke selectie van de geschiktsten. Hieruit kunt u opmaken dat soortgelijke ideeën in deze tijd beslist niet nieuw zijn.

Naast de epicuristen waren er de Griekse stoïcijnen, die de natuur als God bezagen. Zij veronderstelden dat er bij het sterven van de mens onpersoonlijke energie terugvloeit in de oceaan van energie waaruit God bestaat. Voor hen was samenwerking met natuurwetten het hoogste goed. Hebt u soortgelijke opvattingen in onze tijd gehoord?

Dispuut over een persoonlijke God

Toch dienen wij niet alle informatie uit het oude Griekenland als vreemde geschiedenis af te wijzen. In de context van zulke geloofsopvattingen hield een bekende eerste-eeuwse leraar een van de belangrijkste toespraken in de geschiedenis. De geneesheer en historicus Lukas tekende deze toespraak op, en wij vinden die in hoofdstuk 17 van het boek Handelingen van Apostelen. Ze kan ons helpen ons een oordeel te vormen omtrent de Eerste Oorzaak en te zien waar wij in het beeld passen. Maar hoe kan een toespraak die 1900 jaar geleden werd gehouden, van invloed zijn op mensen in deze tijd die oprecht op zoek zijn naar de zin van het leven?

Die beroemde leraar, Paulus, werd voor een hooggerechtshof in Athene genodigd. Hij kreeg daar te maken met epicuristen en stoïcijnen, die niet in een persoonlijke God geloofden. In zijn inleidende opmerkingen zei Paulus dat hij in hun stad een altaar had gezien met het opschrift „Aan een onbekende God” (Grieks: A·gnoʹstoi Theʹoi). Het is interessant dat volgens sommigen de bioloog Thomas H. Huxley (1825–1895) hierop zinspeelde toen hij de term „agnostisch” bedacht. Huxley paste het woord toe op degenen die van mening zijn dat „de uiteindelijke oorzaak (God) en het essentiële wezen der dingen onbekend of onkenbaar zijn”. Maar is de Schepper werkelijk „onkenbaar”, zoals velen hebben betoogd?

Dat is, eerlijk gezegd, een verkeerde toepassing van Paulus’ zinsnede; ze gaat voorbij aan Paulus’ bedoeling. In plaats van te zeggen dat de Schepper onkenbaar was, zei Paulus eenvoudig dat Hij onbekend was voor die Atheners. Paulus beschikte niet over evenveel wetenschappelijke bewijzen voor het bestaan van een Schepper als wij in deze tijd. Toch betwijfelde Paulus niet dat er een persoonlijke, intelligente Ontwerper is tot wie wij ons wegens zijn hoedanigheden aangetrokken dienen te voelen. Merk op wat Paulus vervolgens zei:

„Waaraan gij . . . onwetend godvruchtige toewijding schenkt, dat verkondig ik u. De God die de wereld heeft gemaakt en alles wat daarin is, Hij die Heer is van hemel en aarde, woont niet in door handen gemaakte tempels en wordt ook niet door mensenhanden verzorgd, alsof hij iets nodig had, daar hij zelf aan allen leven en adem en alle dingen geeft. En hij heeft uit één mens elke natie van mensen gemaakt om op de gehele oppervlakte der aarde te wonen” (Handelingen 17:23-26). Een interessante redenatie, vindt u niet?

Ja, in plaats van te suggereren dat God onkenbaar was, beklemtoonde Paulus dat degenen die het Atheense altaar hadden gemaakt, alsook velen in zijn gehoor, Hem nog niet kenden. Vervolgens drong Paulus er bij hen — en bij allen die zijn toespraak sindsdien hebben gelezen — op aan er moeite voor te doen de Schepper te leren kennen, omdat „hij . . . niet ver is van een ieder van ons” (Handelingen 17:27). Zoals u ziet, introduceerde Paulus tactvol het feit dat wij bewijzen van een Schepper van alle dingen kunnen zien door zijn schepping te observeren. Door dit te doen, kunnen wij ook enkele van zijn hoedanigheden onderscheiden.

Wij hebben diverse bewijsvoeringen onderzocht die duiden op een Schepper. Ten eerste het uitgestrekte heelal dat een van intelligentie getuigende organisatie vertoont en duidelijk een begin heeft gehad. Ten tweede het leven op aarde, met inbegrip van het ontwerp dat in onze lichaamscellen aan de dag treedt. En ten derde onze hersenen, met het ermee verbonden bewustzijn van onszelf en onze belangstelling voor de toekomst. Maar laten wij eerst twee andere voorbeelden van de werken van de Schepper bekijken die dagelijks op ons van invloed zijn. Vraag u daarbij af: ’Wat laat dit mij zien omtrent de persoonlijkheid van Degene die het heeft ontworpen en verschaft?’

Van Zijn werken leren

Alleen al het observeren van zijn schepping vertelt veel over de Schepper. Paulus vermeldde bij een andere gelegenheid een voorbeeld hiervan toen hij tot een menigte in Klein-Azië zei: „In de voorbijgegane geslachten heeft [de Schepper] alle natiën toegestaan hun eigen wegen te bewandelen, ofschoon hij toch niet heeft nagelaten getuigenis van zichzelf te geven door goed te doen, door u regens vanuit de hemel en vruchtbare tijden te geven, door uw hart overvloedig met voedsel en vrolijkheid te vervullen” (Handelingen 14:16, 17). Merk op hoe Paulus het voorbeeld aanhaalde dat de Schepper, door in voedsel voor de mensheid te voorzien, Zijn persoonlijkheid heeft onthuld.

In sommige landen beschouwen mensen het nu misschien als iets vanzelfsprekends dat er voedsel beschikbaar is. Elders is het voor velen een hele strijd om genoeg te eten te krijgen. In beide gevallen geldt dat zelfs maar de mogelijkheid van levenonderhoudend voedsel bestaat dank zij de wijsheid en goedheid van onze Schepper.

Voedsel voor zowel mens als dier vloeit voort uit ingewikkelde kringlopen — met inbegrip van de waterkringloop, de koolstofkringloop, de fosforkringloop en de stikstofkringloop. Het is algemeen bekend dat in het onmisbare proces van de fotosynthese planten, met zonlicht als energiebron, kooldioxide en water als grondstoffen gebruiken om suikers te produceren. Tijdens de fotosynthese geven planten trouwens zuurstof af. Zou dit een „afvalprodukt” genoemd kunnen worden? Voor ons is dit bijprodukt beslist geen afval. Het is absoluut onontbeerlijk dat wij zuurstof inademen en gebruiken om voedsel in ons lichaam te verwerken of te verbranden. Wij ademen de daardoor ontstane kooldioxide uit, die planten dan weer recyclen als grondstof voor de fotosynthese. Wij hebben dit proces wellicht bestudeerd in een elementaire biologieles, maar daarom is het niet minder belangrijk en schitterend. En dit is nog maar het begin.

In onze lichaamscellen en in die van dieren is fosfor belangrijk voor de overdracht van energie. Waar halen wij onze fosfor vandaan? Ook weer van planten. Ze nemen anorganische fosfaten uit de grond op en zetten die om in organische fosfaten. Wij consumeren planten die fosfor in deze vorm bevatten en gebruiken deze stof in allerlei levensverrichtingen. Daarna keert de fosfor als „afval” terug naar de grond in uitwerpselen die opnieuw door planten opgenomen kunnen worden.

Wij hebben ook stikstof nodig, die deel uitmaakt van elk eiwit- en DNA-molecule in ons lichaam. Hoe komen wij aan dit element dat zo essentieel is voor het leven? Hoewel ongeveer 78 procent van de lucht om ons heen uit stikstof bestaat, kunnen noch planten noch dieren dit gas rechtstreeks opnemen. Dus moet de in de lucht aanwezige stikstof omgezet worden in andere vormen voordat dit element door planten opgenomen en later door mensen en dieren gebruikt kan worden. Hoe geschiedt die omzetting, of stikstofbinding? Op verscheidene manieren. Eén manier is door de werking van de bliksem. * Stikstofbinding komt ook tot stand door bacteriën die in wortelknolletjes van leguminosen als erwten, sojabonen en alfalfa leven. Deze bacteriën zetten atmosferische stikstof om in stoffen die planten kunnen gebruiken. Aldus neemt u wanneer u groene groenten eet, stikstof tot u, die uw lichaam nodig heeft om eiwitten te produceren. Het verwonderlijke is dat wij leguminosensoorten in tropische regenwouden, woestijnen en zelfs toendra’s aantreffen. En als een gebied is afgebrand, zijn leguminosen gewoonlijk de eerste planten die er terugkeren.

Wat een schitterende recyclingsystemen zijn dit! Elk daarvan maakt een goed gebruik van afvalprodukten van de andere kringlopen. De benodigde energie komt hoofdzakelijk van onze zon — een schone, eindeloze en constante bron. Wat vormt dat een contrast met menselijke pogingen om grondstoffen te recyclen! Zelfs door mensen vervaardigde produkten die milieuvriendelijk worden genoemd, dragen wegens de complexiteit van menselijke recyclingsystemen wellicht niet tot een schonere planeet bij. Met het oog daarop wees U.S.News & World Report erop dat produkten dusdanig ontworpen dienen te worden dat hun hoogwaardige componenten gemakkelijk teruggewonnen kunnen worden voor hergebruik. Is dat niet wat wij waarnemen in deze kringlopen in de natuur? Wat onthult dit dus over de voorzorg en wijsheid van de Schepper?

Onpartijdig en rechtvaardig

Laten wij, om ons te helpen nog enkele hoedanigheden van de Schepper te zien, nog één systeem onder de loep nemen — het immuunsysteem in ons lichaam. Ook daarbij spelen bacteriën een rol.

„Hoewel de belangstelling van de mens voor bacteriën dikwijls gericht is op hun schadelijke uitwerking,” merkt The New Encyclopædia Britannica op, „zijn de meeste bacteriën onschadelijk voor mensen, en in veel gevallen zijn ze in werkelijkheid nuttig.” Ja, ze zijn echt van levensbelang. Bacteriën spelen een gewichtige rol in de zojuist genoemde stikstofkringloop, alsook in kringlopen waarbij kooldioxide en sommige elementen betrokken zijn. En wij hebben ook bacteriën nodig in ons spijsverteringsstelsel. Alleen al in de dikke darm huizen zo’n 400 soorten bacteriën, die helpen vitamine K te synthetiseren en afvalstoffen te verwerken. Nog iets waar wij voordeel van trekken: bacteriën helpen koeien gras om te zetten in melk. Andere bacteriën zijn essentieel in het gistingsproces — bij het maken van kaas, yoghurt, zure augurken en zuurkool. Maar als er nu eens bacteriën komen waar ze in ons lichaam niet thuishoren?

Dan binden zo’n twee biljoen witte bloedcellen in ons lichaam de strijd aan tegen de bacteriën die ons zouden kunnen schaden. Daniel E. Koshland jr., redacteur van het blad Science, licht toe: „Het immuunsysteem is zo ontworpen dat het vreemde indringers kan herkennen. Met het oog daarop produceert het om en nabij 1011 [100.000.000.000] verschillende soorten immunologische receptoren, zodat ongeacht de aard of vorm van de vreemde indringer, er een complementaire receptor zal zijn die hem herkent en ervoor zorgt dat hij wordt uitgeschakeld.”

Eén celtype dat ons lichaam gebruikt om indringers te bestrijden, is de macrofaag; zijn naam betekent „grote eter”, wat passend is omdat hij vreemde substanties in ons bloed verslindt. Na bijvoorbeeld een binnendringend virus te hebben opgeslokt, breekt de macrofaag het in kleine stukjes. Vervolgens wordt er wat eiwit van het virus naar buiten op het oppervlak van de macrofaag gebracht waar het als een rode vlag dient voor ons immuunstelsel en het alarm laat klinken dat er in ons lichaam vreemde organismen actief zijn. Als een andere cel in het immuunsysteem, de helper-T-cel, het viruseiwit herkent, wisselt het chemische signalen met de macrofaag uit. Deze stoffen zijn zelf bijzondere eiwitten die over een verbijsterende reeks functies beschikken en ons immuunsysteem reguleren en stimuleren in zijn reactie op de invasie. Dit proces resulteert in een krachtige strijd tegen het specifieke type virus. Bijgevolg slagen wij er gewoonlijk in om infecties te bestrijden.

Feitelijk is er veel meer bij betrokken, maar zelfs deze korte beschrijving onthult de complexiteit van ons immuunsysteem. Hoe zijn wij aan dit vernuftige mechanisme gekomen? Wij hebben het gratis gekregen, ongeacht de financiële of maatschappelijke status van ons gezin. Vergelijk dit eens met de onrechtvaardigheid in de voor de meeste mensen beschikbare gezondheidszorg. „Voor de WHO [Wereldgezondheidsorganisatie] is de groeiende onrechtvaardigheid letterlijk een zaak van leven of dood, aangezien de armen de prijs voor maatschappelijke ongelijkheid betalen met hun gezondheid”, schreef de directeur-generaal van de WHO, dr. Hiroshi Nakajima. U kunt wel begrijpen dat een van de bewoners van de sloppenwijken van São Paulo verzuchtte: „Goede gezondheidszorg is voor ons als een artikel in een etalage in één van de luxe winkelcentra: we kunnen er naar kijken, maar het is voor ons onbereikbaar.” Met miljoenen mensen over de hele wereld is dit het geval.

Dergelijke onrechtvaardigheden bewogen Albert Schweitzer ertoe naar Afrika te gaan teneinde voor de minder bevoorrechten in medische zorg te voorzien, en wegens zijn inspanningen werd hem een Nobelprijs toegekend. Wat voor hoedanigheden associeert u met mannen en vrouwen die soortgelijke goede daden hebben verricht? U beseft waarschijnlijk dat zij liefde voor de mensheid en een rechtvaardigheidsgevoel hebben en vinden dat mensen in ontwikkelingslanden eveneens recht hebben op gezondheidszorg. Hoe staat het dan met Degene die ons, ongeacht onze financiële en maatschappelijke status, het schitterende immuunsysteem heeft geschonken? Getuigt dat niet op nog veelzeggender wijze van de liefde, onpartijdigheid en gerechtigheid van de Schepper?

De Schepper leren kennen

De bovengenoemde systemen zijn slechts eenvoudige voorbeelden van de werken van de Schepper, maar onthullen ze niet dat hij een werkelijke en intelligente persoon is, tot wie wij ons wegens zijn hoedanigheden en wegen aangetrokken voelen? Er zouden nog talrijke andere voorbeelden beschouwd kunnen worden. Maar wij hebben waarschijnlijk in het dagelijks leven bemerkt dat louter het observeren van iemands werken wellicht niet echt voldoende is om de persoon goed te kennen. Wij zouden hem zelfs verkeerd kunnen begrijpen als wij niet een compleet beeld van hem zouden krijgen! En als die persoon verkeerd voorgesteld of belasterd is, zou het dan niet goed zijn hem te ontmoeten en zijn kant van het verhaal te horen? Wij zouden met hem kunnen spreken om erachter te komen hoe hij onder verschillende omstandigheden reageert en welke hoedanigheden hij aan de dag legt.

Natuurlijk kunnen wij niet van aangezicht tot aangezicht met de machtige Schepper van het universum spreken. Toch heeft hij veel over zichzelf als een werkelijke persoon onthuld in een boek dat, in zijn geheel of gedeeltelijk, beschikbaar is in meer dan 2000 talen, inclusief de uwe. Dat boek — de bijbel — nodigt u uit de Schepper te leren kennen en een band met hem aan te kweken. Daarin staat: „Nadert tot God en hij zal tot u naderen.” Het laat ook zien hoe het mogelijk is zijn vriend te worden (Jakobus 2:23; 4:8). Zou u daar geïnteresseerd in zijn?

Met dit doel nodigen wij u uit het op feiten gebaseerde en fascinerende verslag van zijn scheppingsactiviteiten te beschouwen.

[Voetnoten]

^ ¶21 De bliksem verandert een kleine hoeveelheid stikstof in een opneembare vorm, die met de regen op aarde neervalt. Planten gebruiken deze stikstof als een door de natuur verschafte meststof. Nadat mensen en dieren zich met planten hebben gevoed en deze stikstof hebben gebruikt, keert ze in de vorm van ammoniumverbindingen naar de grond terug en wordt een gedeelte ervan uiteindelijk weer omgezet in stikstofgas.

[Kader op blz. 79]

Een redelijke conclusie

In brede kring zijn geleerden het erover eens dat het universum een begin heeft gehad. De meesten zijn het er ook mee eens dat er vóór dat begin iets werkelijks moet hebben bestaan. Sommige geleerden spreken over altijd bestaande energie. Anderen gaan uit van een oerchaos als de reeds bestaande situatie. Welke termen ook worden gebruikt, de meesten veronderstellen het bestaan van iets — iets zonder een begin — dat oneindig ver teruggaat.

De kwestie komt er dus op neer of wij uitgaan van iets wat eeuwig is of van iemand die eeuwig is. Welke van deze alternatieven vindt u, na beschouwd te hebben wat de wetenschap over de oorsprong en de aard van het universum en het leven daarin heeft geleerd, het redelijkst?

[Kader op blz. 80]

„Elk van de voor het leven essentiële elementen — koolstof, stikstof, zwavel — wordt door bacteriën omgezet van een anorganische, gasachtige verbinding in een vorm die planten en dieren kunnen gebruiken.” — The New Encyclopædia Britannica.

[Diagram op blz. 78]

(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)

WAT IS UW CONCLUSIE?

Ons heelal

↓ ↓

heeft geen heeft een

begin gehad begin gehad

↓ ↓

zonder oorzaak is veroorzaakt

↓ ↓

door IETS door IEMAND

wat eeuwig is die eeuwig is

[Illustratie op blz. 75]

Veel oosterlingen geloven dat de natuur vanzelf is ontstaan

[Illustratie op blz. 76]

Paulus hield op deze heuvel, met de Acropolis op de achtergrond, een tot nadenken stemmende toespraak over God

[Illustratie op blz. 83]

God heeft elk van ons een immuunsysteem gegeven waaraan de moderne geneeskunde niet kan tippen