Jaarboek van Jehovah’s getuigen 1973
Jaarboek van Jehovah’s getuigen 1973
Het leven is iets schitterends! Het is kostbaar, want zonder leven hebben wij helemaal niets. Hoe dankbaar dienen wij dus te zijn dat wij leven! Terecht kan onze innige dank dagelijks opstijgen tot „de God die de wereld heeft gemaakt en alles wat daarin is”. Hij is Degene die „aan allen leven en adem en alle dingen geeft”. Ja, „door hem hebben wij het leven en bewegen wij ons en zijn wij”. — Hand. 17:24, 25, 28; Ps. 36:9.
Zeker, Job heeft eens verklaard: „De mens, uit een vrouw geboren, leeft korte tijd en is verzadigd van beroering” (Job 14:1). En de psalmist heeft met betrekking tot „de dagen van onze jaren” gezegd dat datgene „waarop ze aandringen moeite en schadelijke dingen” is (Ps. 90:10). Maar wie wil er, ondanks het leed en de moeite en de vele dingen die beroering veroorzaken, sterven? De mens verlangt te leven. Hij klampt zich vast aan het leven!
Vaak horen wij mensen pochen over wat zij morgen — in de nabije of verre toekomst — zullen doen. Jakobus schreef echter wijselijk: „Gij . . . weet [niet] wat uw leven morgen zal zijn. Want gij zijt een nevel, die een ogenblik verschijnt en dan verdwijnt” (Jak. 4:14). Een ontnuchterende gedachte, niet waar? Ja, maar dìt weten wij: Wij leven vandaag. Wij ademen. De meesten van ons kunnen zien, wij kunnen horen, wij kunnen spreken. Wij kunnen op dit moment allemaal iets doen wat de moeite waard is. Vooral als wij christenen zijn die hun leven hebben opgedragen aan Degene die alle dingen heeft gemaakt, dienen wij dingen te doen die de moeite waard zijn. Alles wat wij doen, dient „tot Gods heerlijkheid” te zijn. — 1 Kor. 10:31; Kol. 3:23, 24.
Vanaf het begin van de menselijke geschiedenis — de dagen van Adam en Eva — hebben verreweg de meeste mensen hun leven op een waardeloze manier gebruikt. Zij hebben zich niet in een juiste verhouding tot hun volmaakte Maker, Jehovah God, verheugd (Deut. 32:4, 5). Zij hebben hem niet aanbeden op de manier die hij wenst — „met geest en waarheid” (Joh. 4:23, 24). Ja, tot op de dag van vandaag blijken de woorden van de Hebreeuwse profeet Micha waar te zijn: „Alle volken, van hun kant, zullen elk in de naam van hun god wandelen.” Dit is echter niet het geval met Jehovah’s christelijke getuigen. „Wij, van onze kant, zullen wandelen in de naam van Jehovah, onze God, tot onbepaalde tijd, ja voor eeuwig.” Dit zijn hun oprechte gevoelens. — Micha 4:5.
Willen Jehovah’s getuigen echter in de naam van hun God wandelen, dan moeten zij dingen doen die de moeite waard zijn. Zij moeten bijvoorbeeld in Gods Woord de bijbel geloven, ernaar handelen en dit Woord aan anderen onderwijzen. Daarnaar leven, is de weg des levens, want ’de mens leeft niet alleen van brood, doch van elke uitspraak uit Jehovah’s mond’ (Matth. 4:4; Deut. 8:3). Terecht spoorde de apostel Paulus de Filippenzen aan ’het woord des levens stevig vast te houden’ (Fil. 2:16). Doen Jehovah’s getuigen dit?
Joh. 3:16; 1 Tim. 2:5, 6). Zij zullen zich moeten bezighouden met werken die de moeite waard zijn, zoals datgene wat Jezus deed, die „van stad tot stad en van dorp tot dorp [trok], terwijl hij het goede nieuws van het koninkrijk Gods predikte en bekendmaakte” (Luk. 8:1). Doen Jehovah’s getuigen dat?
Willen Jehovah’s getuigen in de naam van hun God wandelen, dan zullen zij ook over hem moeten spreken. Zij zullen de mensenwereld moeten vertellen over de liefde die hij heeft getoond door zijn eniggeboren Zoon, Jezus Christus, als losprijs te geven, opdat degenen die geloof in hem oefenen eeuwig leven mogen verwerven (Willen Jehovah’s getuigen werkelijk in de naam van hun God wandelen, dan moeten zij bovendien de opdracht ten uitvoer brengen die Jezus zijn volgelingen gaf: „Gaat daarom en maakt discipelen van mensen uit alle natiën, hen dopende in de naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige geest, en leert hun onderhouden alles wat ik u geboden heb” (Matth. 28:19, 20). Brengen Jehovah’s getuigen die opdracht ten uitvoer?
Willen Jehovah’s getuigen werkelijk in de naam van hun God wandelen, dan zullen zij voorts ook druk bezig moeten zijn, „volop te doen hebbend in het werk van de Heer” (1 Kor. 15:58). Zij verheugen zich derhalve in een leven waarin zij „het goede” zien, omdat het gevuld is met voldoening schenkend werk (Pred. 5:18-20). Zij nemen Paulus’ raad ter harte. „Beveel hun die rijk zijn in het tegenwoordige samenstel van dingen, niet hooghartig te zijn en hun hoop niet op onzekere rijkdom te vestigen, maar op God, die ons alle dingen rijkelijk verschaft om ervan te genieten; goed te doen, rijk te zijn in voortreffelijke werken, vrijgevig te zijn, mededeelzaam, voor zichzelf een voortreffelijk fundament voor de toekomst veilig als een schat wegleggend, opdat zij het werkelijke leven stevig mogen vastgrijpen” (1 Tim. 6:17-19). Het „werkelijke leven” hangt er niet van af of men materiële bezittingen heeft, maar of men eerst de Koninkrijksbelangen zoekt, de ware God vreest en zijn geboden onderhoudt (Matth. 6:25-33; Luk. 12:15; Pred. 12:13, 14). Verheugen Jehovah’s getuigen zich in het vooruitzicht op het „werkelijke leven”?
Wij stellen dus wederom de vraag: „Doen Jehovah’s getuigen dingen die de moeite waard zijn en ’houden zij het woord des levens stevig vast’? Hebben zij de mensheid over Jehovah’s liefde en zijn koninkrijk verteld? Vervullen zij de opdracht ’discipelen te maken en hen te dopen’? Koesteren zij inderdaad de hoop op het „werkelijke leven”? Wij kunnen dit voor onszelf beoordelen als wij hun activiteiten in het afgelopen jaar nagaan. Ten einde dit te doen, ondernemen wij nu vanuit onze armstoel een korte wereldreis.
ALASKA, ARGENTINIË, AUSTRALIË, OOSTENRIJK
In het koude hoge Noorden ligt Alaska. Daar verkondigen 892 christelijke getuigen van Jehovah vreugdevol het goede nieuws. Zij trachten een bevolking van meer dan 320.000 personen te bereiken. Dit is echter niet eenvoudig. Alaska is een groot land en de mensen wonen verspreid. De enige manier om velen van hen te bereiken, is per vliegtuig, en van tijd tot tijd wordt dit ook gedaan, en met uitstekende vooruitzichten. Broeder Ronco de bijkantooropziener, schrijft: „De grote uitdaging voor de prediking blijft te trachten getuigenis te geven in de 178 dorpen die niet via wegen bereikt kunnen worden. Onze broeders maken voortdurend plannen om deze mensen met de boodschap des levens in aanraking te brengen. Wij bidden om Jehovah’s geest en leiding ten einde de 43.424 personen in die dorpen te
bereiken. Als men druk bezig is in het Koninkrijkswerk levert dit resultaten op. Het is een vreugdevol werk.”Laten wij nu ver naar het Zuiden, naar Argentinië, gaan. De 21.643 christelijke predikers in dit land leven in een gunstiger klimaat. Ook zij hebben evenwel een groot gebied, met een bevolkingsaantal van meer dan 23 miljoen. Jehovah’s getuigen daar ’houden het woord des levens stevig vast’ en onderwijzen het ijverig aan anderen. Zij helpen mensen ’het werkelijke leven stevig vast te grijpen’ (Fil. 2:16; 1 Tim. 6:19). De resultaten? Alleen al in het afgelopen jaar werden er op tien voortreffelijke districtsvergaderingen 1132 personen gedoopt. Deze mensen hebben hun leven aan Jehovah God opgedragen. Zij zijn de weg des levens gaan bewandelen en kunnen zich nu verheugen in de zekerheid van het „werkelijke leven”.
Het maken van discipelen in Argentinië vindt snel voortgang en de rijke zegen van Jehovah is duidelijk zichtbaar (Spr. 10:22). Broeder Charles Eisenhower, de bijkantooropziener, bericht dat de Bethelfamilie verleden jaar een nieuwe grote ruimte in gebruik heeft genomen die aan het huidige bijkantoor is aangebouwd. Nu hebben zij voldoende opslagruimte, een voortreffelijke verzendafdeling, meer slaapkamers voor de Bethelfamilie en een uitstekende kantoorruimte. De president van het Wachttorengenootschap, N. H. Knorr, gaf tijdens een kort bezoek in januari 1972 opdracht tot het kopen van een aangrenzend pand en het verheugt broeder Eisenhower te kunnen berichten dat de koop tot stand is gekomen. Dit baant de weg voor verdere expansie van het Koninkrijkspredikingswerk in Argentinië.
Evenals elders, verheugen Jehovah’s getuigen in Argentinië zich in een leven van lof voor God en zij zijn verlangend anderen over dat soort van leven in te lichten. Hand. 13:14, 50). Zo is er ook in Argentinië enige tegenstand tegen de Koninkrijksboodschap geweest. Broeder Eisenhower zegt: „In één staat werden door de grenspolitie twee van onze Koninkrijkszalen gesloten. Dit heeft de broeders echter niet ontmoedigd. Zij hebben hun activiteiten en vergaderingen eenvoudig in kleinere groepjes georganiseerd en blijven werken. Deze broeders hebben instructies gekregen de vergaderingen gaande te houden, de broeders en zusters en nieuwelingen alle geestelijke aandacht te geven die mogelijk is en het goede nieuws van het Koninkrijk te blijven prediken.”
Niet iedereen beziet het leven echter op dezelfde wijze. Eeuwen geleden hitsten de joden in Antiochië, in Pisidië, enkele vrouwen en de voornaamste mannen van de stad op „en zij veroorzaakten een vervolging tegen Paulus en Barnabas en wierpen hen buiten hun grenzen” (Laten wij nu naar onze „tegenvoeters”, het eilandcontinent Australië, gaan. Broeder John Wilson, de bijkantooropziener, schrijft: „Het verhaal van het jaar handelt voornamelijk over de bouw van onze drukkerij, waarvoor wij in december 1971 eindelijk toestemming van de gemeenteraad hebben gekregen. Wij zijn als het ware in het beste deel van twee werelden gevestigd, met de rust van een betere woonwijk en met het voordeel vlak tegen het drukste spoorwegknooppunt in Australië aan te liggen. Wij hebben zelfs een rangeerspoor tot aan de deur van onze nieuwe drukkerij. Strathfield ligt in het hartje van Sydney, Australië’s grootste stad.
Het uitgraven van de bouwput begon in het ergste regenseizoen dat Sydney in jaren had beleefd. Broeders uit die stad en uit andere delen van het land togen echter vreugdevol aan het werk. Zij boden zich gewillig aan en hun vrijwillige arbeid heeft reeds tienduizenden guldens in de bouwkosten bespaard. Een gedeelte van
het gebouw was reeds in gebruik genomen toen broeder Wilson zijn verslag maakte. Straks zal dit prachtige, uit twee verdiepingen bestaande gebouw volledig in gebruik zijn genomen. De broeders zijn met geestdrift vervuld over het vooruitzicht hier de Engelse uitgaven van De Wachttoren en Ontwaakt! te drukken en zodoende de bijna 13 miljoen bewoners van dit enorme land beter in de gelegenheid te stellen het „woord des levens” vast te grijpen.„Het dienstjaar hier in Oostenrijk begon en eindigde met veel noeste arbeid”, zegt broeder Turner, de bijkantooropziener van dat Europese land. „In dit alles was Jehovah’s zegen duidelijk merkbaar.” De Oostenrijkse Getuigen hadden inderdaad „volop te doen . . . in het werk van de Heer” (1 Kor. 15:58). Na veel hard werken kwamen zij gereed met de bouw van een nieuwe vleugel aan het reeds bestaande bijkantoorgebouw. In deze nieuwe vleugel bevindt zich een heel mooie Koninkrijkszaal en een grote verzendafdeling. Bovendien werd het hele oude gebouw vernieuwd. Er heerste grote vreugde bij de inwijding van deze uitstekende faciliteiten op 23 en 24 oktober 1971.
De bijkantooropziener bericht: „Vijf jaar geleden verzonden wij gemiddeld 40.000 boeken per jaar en hadden wij ongeveer evenveel in voorraad hier. Nu verzenden wij tussen de 100.000 en 200.000 boeken en bijbels per jaar en hebben 200.000 boeken en bijbels in voorraad. Wat zijn wij blij met deze extra ruimte in ons gebouw voor lectuurvoorraden!”
De broeders hebben ook een aan het Genootschap geschonken gebouw in Salzburg vernieuwd. Het dient als een voortreffelijk depot van waaruit tijdschriften en andere lectuurvoorraden die geregeld uit Duitsland komen, naar het westelijke deel van Oostenrijk kunnen worden verzonden.
De Oostenrijkse Getuigen hadden lang uitgezien naar de Nieuwe-Wereldvertaling van de Heilige Schrift in het Duits. Hun eerste zending bijbels kregen zij in de loop van het jaar en broeder Turner zegt: „De vreugde van de verkondigers de bijbel te hebben, is moeilijk te beschrijven.” Een broeder liet een exemplaar aan een boekbinder zien, die de waarde op 300 Schilling schatte. Toen hem werd gezegd dat hij er één nul kon afdoen — aangezien de bijdrage voor deze bijbel op slechts 30 Schilling was gesteld — „riep de boekbinder uit dat men wel een oplage van een miljard moest hebben om op zo’n lage prijs te komen, of dat ons werk door miljonairs moest worden gesteund. Toen kon de broeder uitleggen dat de lectuur wordt vervaardigd door mensen die op vrijwillige basis werken”.
Oostenrijks grote gebeurtenis van het jaar was de „Goddelijke heerschappij”-districtsvergadering in Wenen. Er kwamen duizenden bezoekers — onder wie de vice-president van het Genootschap, F. W. Franz — uit andere landen en het uitstekende programma werd niet alleen in het Duits, maar ook in het Grieks, Turks en Servokroatisch gehouden. Hoewel er slechts ongeveer 10.000 Koninkrijksverkondigers in Oostenrijk zijn, was het hoogste bezoekersaantal op het congres 31.363. Jehovah’s dienstknechten in dat land moesten dus hard werken om er voorbereidingen voor te treffen hun gasten op het congres te ontvangen. Maar ook wat dit betreft zijn zij, evenals in andere opzichten, blij volop te doen te hebben in het werk van de Heer. Zij zijn dezelfde mening toegedaan als hun geloofsgenoten over de hele wereld, die evenals Paulus kunnen zeggen: „Hiertoe werken wij hard en spannen wij ons in, omdat wij onze hoop hebben gevestigd op een levende God, die een Redder is van alle soorten van mensen, in het bijzonder van getrouwen.” — 1 Tim. 4:10.
CANADA, DENEMARKEN, FRANKRIJK, DUITSLAND
In Canada werden in de loop van dit jaar van vreugdevolle Koninkrijksdienst twee mijlpalen bereikt. De eerste was het getal 100.000 te hebben overschreden in het aantal personen dat de viering van het Avondmaal des Heren bijwoonde (1 Kor. 11:20-26). Het precieze aantal was 100.755. Een andere mijlpaal werd in april 1972 bereikt, toen in Canada voor het eerst meer dan 50.000 Koninkrijksverkondigers aan de velddienst deelnamen. In mei was het aantal tot 50.166 gestegen.
Volgens broeder Little, de bijkantooropziener, nemen in Canada veel jonge mensen de waarheid snel aan. Een typerend voorbeeld aanhalend, vertelt hij over een broeder in Joliette (Quebec). Zijn eerste contact met de waarheid was in november 1970. In februari 1971 begon hij te prediken en in mei van dat jaar werd hij gedoopt. Dit vroegere lid van de ’Playboy Club’ heeft een herenkapsalon. Eens had hij daar pornografische tijdschriften en foto’s liggen. Nu zijn deze echter verdwenen en liggen de publikaties van het Genootschap er openlijk uitgestald. Bij de deur staat een rek met bijbelse traktaten en een bordje erbij: „Neem er een — ze zijn gratis.” Deze broeder geeft aan al zijn klanten getuigenis en heeft in één jaar ver over de 200 boeken, benevens veel tijdschriften en traktaatjes, aan hen verspreid. Hij had de openbare lezing van de districtsopziener op zijn bandrecorder opgenomen en heeft deze meer dan zeventig maal voor zijn klanten afgedraaid terwijl hij met hun haar bezig was. „Als gevolg van zijn prediking”, zo schrijft broeder Little, „is één jongeman gedoopt, hoewel deze door zijn zeer rijke vader min of meer werd verstoten.”
Evenals elders, bestaat ook in Denemarken bezorgdheid over dingen als stijgende prijzen, hogere belastingen en het toenemen van wetteloosheid. De opheffing
van het verbod op pornografie heeft geresulteerd in een vloed van pornografische boeken, foto’s, films en voorstellingen die, volgens de bijkantooropziener, broeder R. E. Abrahamson, „een inwoner van Sodom zouden doen blozen”. „Wat ook de problemen zijn”, zo zegt broeder Abrahamson, „de staatskerk, die zelf een stervende zaak is, vermijdt het ermee te worden geconfronteerd en blijft tussen vele meningen in voorthinken.”Te midden van zulke toestanden wordt het „woord des levens” door Deense getuigen van Jehovah onderwezen en een aantal van degenen die de bijbelse waarheid aanvaarden, komt uit de gelederen van de gedesillusioneerde jeugd. Op een onlangs gehouden districtsvergadering vertelde een jongeman bijvoorbeeld hoe hij zich tot de hippiebeweging aangetrokken had gevoeld wegens hun gepraat over liefde, gelijke rechten en vrijheid. Hij zei: „Het klonk allemaal prachtig. Ik rookte alle ’hasj’ die ik maar te pakken kon krijgen en probeerde verschillende malen LSD, maar ik was nog altijd teleurgesteld. Op een keer trokken enkelen van mijn medehippies door een bekende straat in Kopenhagen om aan iedereen die zij tegenkwamen hun liefde te verklaren. Zij sloegen echter aan het vechten. Dat was niet mijn opvatting over liefde. Ook hun opvatting over seksuele vrijheid trok mij niet aan. Ik ging dus naar iets beters zoeken.” Hij kocht een bijbel en begon Handelingen van Apostelen te lezen, maar was ontmoedigd omdat hij meende dat er geen mensen meer bestonden zoals de eerste christenen. Toen herinnerde hij zich dat hij als kind een beetje contact met Jehovah’s getuigen had gehad, dus begon hij hun vergaderingen te bezoeken. In januari 1971 werd er een bijbelstudie met hem begonnen. Hij werd gedoopt en dient nu als een ijverige pionier, een volle-tijdprediker van het goede nieuws, en
is gelukkig getrouwd met een theocratische christelijke zuster.Het bijkantoor van het Genootschap in Denemarken houdt ook toezicht op het werk op Groenland. Verscheidene pioniersechtparen prediken nu in enkele geïsoleerde steden langs de kust, en gezinnen worden aangemoedigd naar Groenland te verhuizen en te dienen waar de behoefte groter is. Een districtsvergadering die in augustus in Godthåb — de voornaamste stad op het eiland, met meer dan 8000 inwoners — werd gehouden, bezorgde de ongeveer zeventig Getuigen die het goede nieuws op Groenland prediken, grote vreugde. Zevenennegentig afgevaardigden die met een chartervliegtuig uit Denemarken kwamen, voegden zich bij hen. Berichten over het congres via de pers en de radio en een radio-interview met de congresvoorzitter, maakten Jehovah’s getuigen op heel Groenland tot het onderwerp van gesprek. Het hoogtepunt van het prachtige congres was de openbare toespraak in het Groenlands die werd bijgewoond door 278 bezoekers. De getuigen waren verheugd toen zij hoorden dat vanaf januari 1973 De Wachttoren in het Groenlands zou verschijnen. „Iedereen was van mening dat de tijd rijp was voor de inzameling van Jehovah’s schapen op dit grootste eiland ter wereld”, merkt broeder Abrahamson op.
Er zit stellig beweging in de prediking van de Koninkrijksboodschap in Frankrijk. In het afgelopen dienstjaar werd er een nieuw hoogtepunt van 45.012 verkondigers bereikt en in april 1972 leidden Jehovah’s getuigen in dat land 36.199 huisbijbelstudies. Er zijn schitterende vooruitzichten voor toename en het bijkantoor in Parijs is nu veel te klein. Met het oog op expansie heeft het Genootschap grond in Louviers, ruim honderd kilometer ten westen van Parijs, gekocht. Het werk aan een nieuw gebouw is reeds aan de gang.
Broeder Jontès, de bijkantooropziener, vertelt over een uit Mali afkomstige jongeman die de moslimreligie de rug had toegekeerd wegens de corruptie die hij zag onder degenen die belijden God te aanbidden, vooral onder de leiders in het islamitische geloof. Hij werd katholiek met als enige resultaat dat hij de huichelarij onder medekatholieken zag. Gedesillusioneerd, ging hij alleen voor zichzelf leven. Hij kwam als student naar Frankrijk en moest part-time werk doen om in zijn levensonderhoud te voorzien. Op de plaats waar hij werkte, sprak een jonge vrouwelijke Getuige met hem over God. Hij toonde sterke tegenstand, maar iets dat hij zei, deed haar naar het Genootschap schrijven om ervoor te zorgen dat een broeder hem zou bezoeken. Eerst sprak deze vroegere moslim de waarheid van de bijbel tegen, maar na een poosje begon hij te zien dat Jehovah’s getuigen iets anders hadden. Bij het tweede bezoek werd met een bijbelstudie begonnen. In minder dan drie maanden had deze man De waarheid die tot eeuwig leven leidt en twee andere boeken gelezen en na maar drie maanden studie (twee studies per week) ging hij deelnemen aan het predikingswerk. Hij werd in juli 1972 op de districtsvergadering in Marseilles gedoopt. Daar ontmoette hij een jonge vrouw, een vroegere islamitische uit zijn eigen land. Hij kende haar van kinds af aan. „Ook zij was, zonder dat hij het wist, gedoopt”, schrijft broeder Jontès, en hij voegt eraan toe: „Met tranen van vreugde zegenden zij Jehovah voor deze hereniging!”
Duitsland heeft een jaar vol activiteit achter de rug. Beslist vermeldenswaard was de ontvangst van de eerste zending uit Brooklyn van 30.000 exemplaren van de Nieuwe-Wereldvertaling van de Heilige Schrift in het Duits. Camera’s flitsten toen de dozen werden uitgeladen.
De broeders wilden foto’s ter herinnering aan deze grote gebeurtenis hebben!De Nieuwe-Wereldvertaling kreeg in heel Duitsland een voortreffelijke kranten- en tijdschriftenpubliciteit en als gevolg daarvan kreeg het bijkantoor te Wiesbaden bestellingen van personen die deze artikelen over de nieuwe bijbel hadden gelezen. Eén goed onderlegde man belde het bijkantoor op en bestelde een exemplaar voor een vergelijkende studie met andere vertalingen. Later belde hij weer op en vroeg of hij nog enkele andere publikaties kon krijgen. Toen hem de titels van enkele boeken werden genoemd, zei hij dat hij, ze allemaal wilde hebben. Ten slotte zei hij dat het misschien het beste was hem alle boeken te sturen die in het Duits voorradig waren. Dit werd gedaan en nu kan hij een zorgvuldige studie maken van de veertien boeken die hij heeft ontvangen.
Van 23–25 mei 1972 werd er in Wiesbaden een speciale vergadering gehouden. De broeders Knorr en Henschel kwamen toen met alle bijkantooropzieners uit Europa bijeen. Deze broeders bespraken op die zeer nuttige vergadering vele dingen met betrekking tot de verschillende bijkantoren en het coördineren van hun werk. Dit was vooral belangrijk nu het bijkantoor in Duitsland veel voor Scandinavische en andere Europese landen drukt. Tijdens het afgelopen jaar drukten zij 2.891.150 gebonden boeken en ook 32.019.000 exemplaren van de tijdschriften De Wachttoren en Ontwaakt! in drie talen. Met het oog op de verhoogde produktie van gebonden boeken die bij het maken van discipelen worden gebruikt, trof broeder Knorr tijdens zijn bezoek aan Duitsland regelingen voor de aankoop van enkele nieuwe machines. — Matth. 28:19, 20.
West-Berlijn is een van de vaakst bewerkte gebieden in Duitsland en de Koninkrijksverkondigers daar doen
vele prachtige ervaringen op. Een broeder ging bijvoorbeeld vijf maal met het goede nieuws naar een bepaalde flat op de derde verdieping maar trof niemand thuis. De vijfde maal liet hij een proefnummer van De Wachttoren en een bijbelstudiefolder achter. Toen hij op een keer door dat gebied reed, kwam de gedachte bij hem op: „Misschien moet ik vandaag de trappen eens opklimmen.” Hij ging voor de zesde maal naar die flat. De resultaten? Toen hij aanbelde, deed een dame open. Zij had het tijdschrift gelezen en nam nu het Waarheid-boek. Er werd een nabezoek afgesproken en dit leidde tot een geregelde bijbelstudie. Een dergelijke volharding is de moeite waard. In het goed bewerkte West-Berlijn werden het afgelopen dienstjaar 275 personen als christenen gedoopt.EILANDEN IN DE GROTE OCEAAN
Laten wij nu eens een paar eilanden bezoeken. In het dienstjaar 1972 hebben christenen op Hawaii „met geheel [hun] ziel als voor Jehovah” gewerkt (Kol. 3:23). In één gemeente in Honolulu waar vijftien pioniers zijn, hebben de 82 verkondigers dit afgelopen jaar bijvoorbeeld elk gemiddeld 19,7 uur per maand in de velddienst gestaan. Ook werden er in de loop van het jaar in totaal 368 personen op Hawaii gedoopt, hetgeen een duidelijk bewijs vormt van het succes dat in het maken van discipelen wordt behaald.
Broeder Kawasaki, de bijkantooropziener, haalt een stukje geschiedenis aan en vertelt: „In 1935 bezocht broeder Rutherford [toen president van het Wachttorengenootschap] de Hawaii-eilanden. In Honolulu werd een nieuw bijkantoor opgericht en er werden regelingen getroffen om in het nieuwe bijkantoor dat werd gebouwd, tevens een vergaderzaal te hebben. Deze vergaderzaal werd ’Koninkrijkszaal’ genoemd en hiermee
begon de gewoonte van Jehovah’s getuigen over de hele wereld om de plaatsen waar zij hun gemeentevergaderingen houden Koninkrijkszalen te noemen. Het was passend dat er dit jaar een flinke uitbreiding en verbouwing van deze Koninkrijkszaal plaatsvond en broeder Knorr was aanwezig om de inwijdingstoespraak te houden. De toehoorders in de boordevolle zaal genoten intens van zijn lezing, waarin hij er de nadruk op legde dat niet het gebouw Jehovah zou loven of belangrijk was, maar de mensen die naar het gebouw toe komen om God te aanbidden en te leren hoe zij Hem moeten loven. Drie gemeenten [waarvan één Japanse] maken nu voor al hun vergaderingen van de ’eerste’ Koninkrijkszaal ter wereld gebruik.”Het bijkantoor in Honolulu houdt ook toezicht op het predikingswerk op verschillende eilanden in de Grote Oceaan, waaronder de Marshall-eilanden. Een hoogtepunt van het dienstjaar vormde de uitbreiding van het getuigeniswerk naar de verst gelegen eilanden van deze groep. Reizend aan boord van kopraschepen, bezochten zendelingen en verkondigers kleine eilandjes met honderd of minder bewoners. Deze voorstanders van het „woord des levens” verspreidden vele exemplaren van de brochure „Dit goede nieuws van het Koninkrijk” in het Marshallees. De zendelingen berichten: „Bijna overal waar wij kwamen, waren de mensen vriendelijk, bedankten zij ons voor onze komst en gaven zij ons kokosnoten, broodvruchten en kippen. Eens brachten wij een levend varken mee naar huis dat wij van een geïnteresseerde hadden gekregen.”
De bijbelse waarheid hervormt het leven naarmate mensen de „nieuwe persoonlijkheid” aandoen (Ef. 4:20-24). Op Palau woonde een dronkaard die bekend stond wegens gewelddadigheid en fenomenale kracht. Uit vrees voor deze man liepen de cafés leeg zodra hij binnenkwam. Eens vocht hij met zeven mannen tegelijk en smeet hen allemaal in zee. Ondanks zijn tegenstand, bestudeerde zijn vrouw de Schrift. Zij begon bijbelse beginselen toe te passen en dit maakte zo’n indruk op hem dat hij ook begon te studeren. Na haar doop vroeg hij om een extra studie per week en begon hij werkelijk veranderingen in zijn leven aan te brengen. Hij liet zich inschrijven op de theocratische bedieningsschool. Na zijn leven in overeenstemming te hebben gebracht met rechtvaardige beginselen, ging hij deelnemen aan de van-huis-tot-huisbediening. Terugblikkend, zegt hij: „Meer dan de helft van mijn 38 levensjaren heb ik in de valse religie doorgebracht. Bijna twintig jaar lang was ik luthers en zes jaar zevendedagadventist. In die jaren was ik elke dag dronken, sloeg ik aan het vechten en bracht ik meer tijd in de gevangenis door dan in het dorp, hetgeen mij veel narigheid en verdriet bezorgde. Nu ben ik heel gelukkig de waarheid te kennen. Ik drink niet meer en hoewel ik in materieel opzicht arm ben, is mijn leven erg gelukkig. Ik hoop dit jaar gedoopt te worden.”
INDIA, ITALIË, SAN MARINO
Wat een tegenstelling bestaat er tussen kleine eilandjes met een bevolking van honderd of minder personen en het uitgestrekte subcontinent India, waar ongeveer 560.000.000 mensen wonen! De zeven „Goddelijke heerschappij”-districtsvergaderingen, die in totaal door 5008 personen werden bijgewoond en waarop 176 personen werden gedoopt, traden er dit afgelopen jaar op de voorgrond. De grootste vergadering van Jehovah’s getuigen die ooit in India is gehouden, was die welke dit jaar in Kottayam, ver naar het zuiden in de staat Kerala, werd belegd. Deze vergadering werd door meer dan 2000 personen bezocht. Naast het voortreffelijke
geestelijke feest waarvan men op die vergadering genoot, werden er ook bergen rijst met de bijbehorende kerriegerechten in de cafetaria opgediend. Het was uniek dat de congresgangers, in plaats van, zoals gewoonlijk, op de grond te hurken en hun maaltijd op een bananenblad opgediend te krijgen, langs een uitreiktafel liepen waar de verschillende gerechten op een in vakjes verdeeld bord werden geschept.Het bewijs dat Gods Woord levend is en kracht uitoefent om het leven te hervormen (Hebr. 4:12), werd geleverd op een Indiase vergadering waar een broeder de volgende ervaring vertelde: „Ik was een schelm en leefde van smokkelen. Ik vond het heerlijk de regering te bedriegen en hield van drank en gokken. Mijn vrienden en ik dachten dat wij koningen van het dorp waren. Wat een verandering! De kennis die ik uit de bijbel opdeed, hervormde mij. Ik ben geen dronkaard meer, interesseer mij niet meer voor gokken en haat de sluikhandel. Ik was rooms-katholiek. Nu heb ik het waarheidslicht gezien en wil ik Jehovah voor zijn onverdiende goedheid loven. . . . Jehovah, zijn Woord en zijn organisatie hebben mij geholpen een ander mens te worden.”
Het afgelopen jaar was een jaar van grote zegen voor Jehovah’s volk in Italië. Een nieuw Bethelhuis aan de rand van Rome, dat bijna uitsluitend door Getuigen is gebouwd, werd op 27 mei 1972, tijdens het bezoek van broeder Knorr, ingewijd. Allen die aan de bouw hadden meegewerkt, werden samen met de Bethelfamilie uitgenodigd te komen, en met 273 personen was de Koninkrijkszaal van het gebouw tot de laatste plaats bezet. De volgende dag sprak broeder Knorr 15.700 aanwezigen in het Flaminio-stadion in Rome toe.
Te beginnen met De Wachttoren van 1 juni en de Ontwaakt! van 8 juni (1972) laat het Genootschap deze tijdschriften door een commerciële firma in Italië drukken. De tijdschriften worden door de broeders in het nieuwe bijkantoor verzonden. Jehovah’s getuigen in Italië zijn opgetogen dat zij de tijdschriften op deze manier eerder kunnen ontvangen en men denkt dat de tijdschriftenverspreiding nu flink zal toenemen.
Het nieuwe hoogtepunt van 25.810 verkondigers in Italië in het afgelopen jaar is een toename van 23 percent vergeleken bij het daaraan voorafgaande jaar. Jehovah’s dienstknechten in dat land verheugen zich in de vooruitzichten op het „werkelijke leven” (1 Tim. 6:19). Zij prediken en mensen luisteren, stellen geloof in God en roepen de naam van Jehovah aan (Rom. 10:13, 14). Alleen al dit afgelopen jaar werden er in Italië 3738 personen als christenen gedoopt, waardoor zij zich aansloten bij de rijen van degenen die in de naam van Jehovah wandelen. — Micha 4:5.
Aan alle kanten ingesloten door het grondgebied van Italië ligt San Marino, „het oude land van de vrijheid” genaamd. De plaatselijke gemeente van zo’n twintig verkondigers vroeg zich af hoe zij de 18.000 inwoners van het kleine republiekje moesten helpen in te zien dat alleen Gods koninkrijk de mensheid ware vrijheid kan brengen. Waarom zouden zij geen kringvergadering in het onlangs gebouwde congresgebouw houden? Dit werd van 5–7 november 1971 gedaan. Door middel van aanplakbiljetten en via de radio werd de vergadering van tevoren aangekondigd en tijdens het weekeinde van de vergadering werd er een voortreffelijk getuigenis van huis tot huis gegeven. Hoewel er slechts 929 verkondigers met de kring zijn verbonden, bezochten 1749 personen de openbare vergadering. Negen maanden later schreef de broeder die de presiderende opziener
van de plaatselijke gemeente is: „De vergadering maakte op de hele plaatselijke bevolking indruk en zelfs nu nog ontmoeten wij bij het van-huis-tot-huiswerk mensen die de vergadering hebben bezocht en verbaasd waren.”IVOORKUST, NIGERIA EN CAMEROUN
Jarenlang heeft het bijkantoor van het Genootschap in Ghana het werk dat erin bestaat discipelen te maken, in Ivoorkust geleid. Dat er gedurende het jaar in dat land een nieuw bijkantoor werd gevestigd, heeft echter veel tot het bevorderen van de Koninkrijksbelangen bijgedragen en er werd een hoogtepunt van 582 verkondigers bereikt.
„Neen, ik heb een afspraak.” Met die woorden weigerde een katholieke priester in Ivoorkust het stoffelijk overschot van een ongedoopt vier en een halfjarig jongetje naar het kerkhof te begeleiden. De priester zei ook: „Aangezien het kind niet is gedoopt, heeft het geen recht op de eerbewijzen die voor getrouwe dienstknechten van God zijn weggelegd.” Vol walging vroeg de vader zich af waarom God partijdig was, want mensen die gescheiden waren en zelfmoord hadden gepleegd, waren wel met groot ceremonieel door de kerk begraven. Deze man, die niets meer van een dergelijke religie wilde weten, bad om kennis van de ware God. Kort daarna begonnen hij en een vleselijke zuster de bijbel met Jehovah’s getuigen te bestuderen. Beiden werden in juni 1972, precies tien maanden na de dood van het kind, gedoopt.
Jehovah’s zegen heeft zeer duidelijk op het werk van zijn dienstknechten in Nigeria gerust. Op 28 december 1971 werd door de stedelijke autoriteiten van Lagos goedkeuring verleend voor de bouw van een nieuw gedeelte aan het bijkantoor en Bethelhuis. Het pand van het Genootschap zal hierdoor driemaal zo groot worden; er zullen 31 slaapkamers bijkomen en de ruimte
voor de drukkerij zal groter worden. De broeders N. H. Knorr en M. H. Larson waren van 22 tot 25 januari 1972 in Nigeria, toen met het uitgraven van de bouwput werd begonnen. Broeder Ward is aangesteld als bijkantooropziener en houdt toezicht op de bouw en het werk in het algemeen. Alle bouwwerkzaamheden worden door Getuigen verricht, van wie enkelen al hun tijd aan de bouw besteden. Een broeder bracht het als volgt onder woorden: „Het is heerlijk in het optrekken van dit gebouw, dat de Koninkrijksprediking in het hele land zal bevorderen, met broeders samen te werken.”Het aantal bezoekers op de 17 „Goddelijke naam”-districtsvergaderingen die tussen november 1971 en februari 1972 in Nigeria werden gehouden, bereikte een nieuw hoogtepunt van 191.627 en er werden 6077 personen gedoopt. Er werd ook een nieuw hoogtepunt bereikt in het aantal aanwezigen op het Avondmaal des Heren. Voor het eerst waren er meer dan 200.000 personen aanwezig en wel in totaal 200.193.
De belangen van Jehovah’s volk in Cameroun worden door het bijkantoor van het Genootschap in Lagos (Nigeria) behartigd. Sinds het werk op 13 mei 1970 werd verboden, is de vervolging van Jehovah’s getuigen in Cameroun nauwelijks verflauwd. Bedreigingen, intimidatie, getreiter, afranselingen en gevangenschap — dit alles werd tegen de Getuigen gebruikt om te trachten hen ertoe te dwingen in een op 20 mei 1972 gehouden politiek referendum hun stem uit te brengen. De regeringen van de voormalige oostelijke en westelijke staten werden samengesmolten tot een „Verenigde Republiek van Cameroun”.
Jehovah’s getuigen in Cameroun hebben met de voortdurende bedreiging moeten leven door buren, familieleden, bekenden en partijleden te worden aangegeven. Vaak dringt men zonder volmacht hun huizen Matth. 5:11, 12.
binnen en worden hun persoonlijke bezittingen in beslag genomen of beschadigd. Zij worden voortdurend voor plaatselijke functionarissen gesleept en ervan beschuldigd dat zij „weigeren te stemmen”, „opnieuw een verboden religie instellen” en „illegale vergaderingen houden”. Christenen verwachten echter vervolgd te worden en getrouwe dienstknechten van Jehovah in Cameroun vinden tal van manieren om de van God ontvangen opdracht om het goede nieuws van het Koninkrijk te prediken, ten uitvoer te brengen. —PARAGUAY EN DE FILIPPIJNEN
Via de bijkantooropziener, broeder Pysh, komt er een bericht uit Paraguay over een zendelinge die in een armelijke buurt, in een letterlijk „stroomdal” aan de rand van Asunción, predikte. Vanuit dit brede ravijn, waar veel mensen met bescheiden middelen hun huizen hebben gebouwd, liep een pad. Waar ging het heen? De zuster volgde het om er zeker van te zijn dat zij geen enkel huis oversloeg. Toen zij om een bocht kwam, stuitte zij op een huisje. Daar woonden zeven mensen, die in het bezit van een bijbel waren. Een van de jongere kinderen in het huis had hem op een vuilnishoop gevonden en mee naar huis genomen, denkend dat het een woordenboek was. De vader begon deze bijbel te lezen en wilde meer weten. De zendelinge begon onmiddellijk met een bijbelstudie. Twee maanden later bezochten alle zeven gezinsleden geregeld de christelijke vergaderingen, ofschoon zij een heel eind naar de Koninkrijkszaal en de gemeenteboekstudie in hun streek moeten lopen. Na vier maanden namen twee leden van dit gezin deel aan het predikingswerk. Nu helpt de man twee andere gezinnen om het „woord des levens” stevig vast te grijpen.
Het dienstjaar 1972 was voor Jehovah’s getuigen op de Filippijnen een bijzonder jaar. Er werd begonnen
met de bouw van een grote drukkerij op het terrein van het bijkantoor in Quezon City. Daar zullen, door Jehovah’s onverdiende goedheid, De Wachttoren en Ontwaakt! ten slotte in negen talen worden gedrukt. Het begon allemaal van 25–28 juli 1971, toen broeder Knorr het bijkantoor op de Filippijnen bezocht en voorbereidende plannen ontwierp voor een nieuw Bethelhuis en een drukkerij. Toen hij de 17.076 toehoorders die in Marikina, Rizal, bijeen waren van de toekomstige uitbreiding op de hoogte stelde, waren zij opgetogen. Enthousiast hebben de Filippijnse broeders zich vrijwillig aangeboden en aan het werk meegeholpen, en het werd zo geregeld dat bijna alle bouwwerkzaamheden, uitgezonderd het staalwerk, door opgedragen personen zouden worden verricht. Van 9–12 februari 1972 bezochten de broeders Knorr en Larson de Filippijnen „ten einde, net toen er met de bouwwerkzaamheden werd begonnen, veel waardevolle hulp te bieden”, zo bericht Denton Hopkinson, de bijkantooropziener.In juli en augustus 1972 werd een groot gebied van Midden-Luzon door enorme overstromingen — de ergste in de recente geschiedenis — geteisterd. Minstens 5000 Getuigen werden erdoor getroffen. Hoewel geen van hen het leven verloor, raakten sommigen wel hun huizen aan de onstuimige rivieren kwijt. Het was echter hartverwarmend te zien hoe de broeders die niet zo ernstig waren getroffen zich organiseerden om hun behoeftige geloofsgenoten te helpen. Getuigen in Manila, en zelfs enkelen in andere landen, hebben met gulle hand voedsel en kleren geschonken.
Een presiderende opziener bericht: „Vijftien dagen lang stond het water zo hoog dat ik niet mijn huis uit kon. De vergaderingen werden, voor zover mogelijk, echter gehouden, waarbij broeders banca’s (kleine boten) gebruikten om naar de vergaderingen te gaan.” Een Hebr. 10:24, 25). De hulp die behoeftigen door medegetuigen werd verstrekt, bewees stellig dat zij allen het kenmerk van liefde droegen dat hen als ware volgelingen van Jezus Christus identificeert. — Joh. 13:34, 35.
andere opziener zegt dat het water in juli in de meeste delen van het gemeentegebied tot aan de knieën en in sommige gedeelten tot aan de nek kwam. „Het was niet praktisch om van-huis-tot-huiswerk te doen”, zo verklaart hij, „dus concentreerden wij ons op nabezoeken en bijbelstudies. Sommige verkondigers moesten vijf tot zes kilometer lopen om de vergaderingen te bezoeken. Allen waren doornat, doch zij namen droge kleren mee om in de Koninkrijkszaal te dragen.” Deze christenen lieten het onderling vergaderen niet na, hetgeen hun geestelijke welzijn in deze tijd van ontbering zeer ten goede kwam (ZUID-AFRIKA, SPANJE EN MALAWI
„Uw volk zal zich gewillig aanbieden op de dag van uw strijdkracht”, verklaarde de psalmist David (Ps. 110:3). Zulk een gewilligheid was in het dienstjaar 1972 onder Jehovah’s volk in Zuid-Afrika duidelijk merkbaar. Deze gewilligheid werd getoond in verband met de bouw van een uit 1433 vierkante meter bestaande vleugel aan hun uit twee verdiepingen bestaande drukkerij en Bethelhuis. Een aantal zeer bekwame Getuigen die aannemers, timmerlieden, elektriciens, enzovoort zijn, stelden zich voor de hele periode van de bouw beschikbaar. Anderen kwamen verscheidene maanden helpen en honderden uit nabijgelegen gemeenten hielpen op de weekeinden. Op 6 mei 1971 werd er met de bouwwerkzaamheden begonnen en op 30 januari 1972 was het karwei gereed en hadden vele leden van de Bethelfamilie reeds in enkele van de zeventien prachtige slaapkamers in de nieuwe vleugel van het Bethelhuis hun intrek genomen. Broeder Knorr en broeder Larson arriveerden de volgende dag en brachten hun opgetogenheid over het nieuwe gebouw tot uitdrukking. Broeder Knorr had het voorrecht 577 Getuigen toe te spreken die de inwijding van het nieuwe gebouw op 2 februari 1972 bijwoonden.
Op 10 juli 1970 werden Jehovah’s getuigen in Spanje als een wettelijk religieus genootschap erkend. Vanaf die dag hebben zij volledig gebruik gemaakt van hun vrijheid. In slechts 21 maanden (van december 1970 tot augustus 1972) zijn er 144 Koninkrijkszalen gelegaliseerd en ingewijd. Hoe gelukkig heeft dit Jehovah’s volk in Spanje gemaakt! Jehovah’s getuigen zijn nu de op één na grootste religieuze groepering in het land, met meer dan 16.000 actieve bedienaren van het evangelie en 40.000 personen die hun vergaderingen bezoeken.
Een groot probleem dat nog altijd in Spanje bestaat, houdt verband met mannen die hun christelijke neutraliteit handhaven (Jes. 2:2-4; Joh. 15:19). Hoewel katholieke priesters en studenten in de theologie volgens het concordaat van Spanje met het Vaticaan vrijgesteld zijn van militaire dienst, wordt in de wet inzake religieuze vrijheid duidelijk verklaard dat deze vrijstelling niet aan niet-katholieke bedienaren van het evangelie zal worden verleend. Dientengevolge zijn Jehovah’s getuigen, die voortdurend verklaren gewetensbezwaren tegen militaire dienst te hebben, aan een nimmer eindigende reeks gevangenisstraffen blootgesteld. Dit jaar is door generaal Franco aan twee getuigen van Jehovah na elf jaar gevangenschap gratie verleend, maar 240 zitten er nog altijd in de gevangenis, van wie velen reeds meer dan vijf jaar. De broeders in de gevangenis worden echter goed behandeld. Zij hebben geregelde vergaderingen voor bijbelstudie en houden hun geest op geestelijke dingen gericht (Kol. 3:2). Zij zijn vastbesloten Jehovah getrouw te blijven en zich, als zij worden vrijgelaten, bij hun mededienstknechten te voegen in het prediken van het goede nieuws van het Koninkrijk in heel Spanje „tot een getuigenis”. — Matth. 24:14.
Jehovah’s getuigen in Malawi hebben ondanks de boosaardige vervolging gedurende 1972 toename gehad. Mei en juni zijn oogstmaanden. De mensen hebben dan geld wegens de verkoop van hun gewassen. In deze periode zwierven uit jeugdige leden van de Malawi Congress Party bestaande „knokploegen” het land door, in een poging iedereen er door intimidatie toe te dwingen de identificatiekaart van president Banda’s politieke partij te kopen. Zij gaan hierbij zelfs zo ver dat zij rubber riemen om iemands ledematen binden, en zodoende de bloedstroom gedurende een lange tijd afsnijden, als hij geen kaart wil kopen. Eén jonge broeder is als gevolg van een dergelijke behandeling het gebruik van zijn handen kwijtgeraakt. Toen schoolkinderen op een zekere ochtend het klaslokaal binnenkwamen, vroeg de onderwijzer aan iedereen: „Wie is groter, president Banda of God?” Drie kinderen van Jehovah’s getuigen antwoordden: „God.” Zij werden gestraft. Van de jongste tot de oudste hebben de broeders en zusters in Malawi een krachtig standpunt aan Jehovah’s zijde moeten innemen. De vervolging is zo hevig geworden dat tegen oktober 1972 meer dan 18.000 getuigen van Jehovah het land uit moesten vluchten. Anderen zijn gedood. Jehovah’s getuigen in Malawi hebben Jehovah’s naam verheerlijkt.
Tot welke gevolgtrekking moeten wij nu komen? Hebben Jehovah’s getuigen ’het woord des levens stevig vastgehouden’ door anderen over Jehovah’s koninkrijk te vertellen? En hebben zij hun opdracht vervuld om ’discipelen van Christus te maken en hen te dopen’? Dit is stellig het geval voor zover het de landen betreft
die wij op deze korte rondreis vanuit onze armstoel hebben bezocht. Geldt het echter ook voor Jehovah’s getuigen overal ter wereld? (Zie tabel op blz. 30). Laten wij als antwoord eens naar een samenvatting van hun activiteiten in het dienstjaar 1972 kijken, zoals deze werden gerapporteerd door de 95 bijkantoren die toezicht houden op het werk in 208 landen en eilanden in de wereldzeeën waar de Getuigen ijverig hebben gepredikt, met inbegrip van de 11 landen waar hun goede werk door anti-God-regeerders wordt bemoeilijkt.Deze berichten tonen aan dat Jehovah’s volk ’volop te doen heeft gehad in het werk van de Heer’, en het is stellig niet tevergeefs geweest (1 Kor. 15:58). Zij hadden een nieuw hoogtepunt in het aantal Koninkrijksverkondigers, en wel in totaal 1.658.990. Jehovah’s getuigen hebben dus duizenden personen geholpen in te zien hoe noodzakelijk het is hun standpunt voor Gods koninkrijk in te nemen en hun voorrecht te beseffen het goede nieuws omtrent die opgerichte hemelse regering aan weer anderen te mogen prediken. Gedurende de afgelopen twaalf maanden werden in totaal 163.123 personen die rechtvaardigheid liefhebben en hun leven aan Jehovah hebben opgedragen om zijn wil te doen, gedoopt. Het is werkelijk buitengewoon dat er in één enkel jaar zoveel personen als ware christenen werden gedoopt!
Kijkt u nu eens naar wat allen die als christelijke bedienaren van het evangelie het „werkelijke leven” stevig vastgrijpen, met Jehovah’s hulp in het afgelopen dienstjaar hebben kunnen doen (1 Tim. 6:19). Zij zijn werkelijk heel druk bezig geweest met het verbreiden van kennis omtrent het „woord des levens” (Fil. 2:16). Zij hebben 291.894.945 uur aan dat vreugdevolle werk besteed, waarbij zij van huis tot huis gingen, nabezoeken brachten, huisbijbelstudies leidden, enzovoort, terwijl zij bijbels, boeken, tijdschriften en andere lectuur verspreidden. Na belangstellende personen te hebben gevonden, hebben deze getuigen van Jehovah 135.898.447 nabezoeken gebracht en 1.269.277 huisbijbelstudies geleid. Over het algemeen worden deze studies gedurende ongeveer zes maanden elke week met dezelfde personen gehouden, waarna er nieuwe studies worden opgericht. Dit cijfer is dus alleen maar een gemiddelde. Het aantal personen in de huizen waar zulke bijbelstudies door Jehovah’s getuigen werden geleid, is waarschijnlijk ver over de twee en een half miljoen. De christelijke getuigen van Jehovah zijn geen luie mensen. Zij voelen de dringendheid van de tijd en zijn er ijverig mee voortgegaan ’discipelen van mensen uit alle natiën te maken’. — Matth. 28:19, 20.
Op hun enige jaarlijkse viering, de herdenking van de dood van Jezus Christus, hadden Jehovah’s getuigen op de avond van 29 maart 1972 in de hele wereld een bezoekersaantal van in totaal 3.662.407 personen. Van dit grote aantal beleden slechts 10.350 personen gezalfde volgelingen van Jezus Christus te zijn die met hem in hemelse heerlijkheid verbonden hopen te worden (Luk. 12:32; 22:19, 20; Rom. 8:16, 17; Openb. 14:1-4; 20:6). Derhalve ziet de overgrote meerderheid van degenen die bij het Avondmaal des Heren aanwezig waren, er ongetwijfeld geestdriftig naar uit om zich na het vlak voor ons liggende einde van dit goddeloze samenstel van dingen in de „grote verdrukking”, vol vreugde in eeuwig leven op aarde in Gods beloofde nieuwe ordening te verheugen. — Matth. 24:3, 20-25; 2 Petr. 3:13.
De verkondigers van Gods koninkrijk hadden een voortreffelijk jaar wat de verspreiding van lectuur betreft die zij in de handen der mensen hebben gelegd, waardoor dezen Gods Woord de bijbel op hun gemak
konden lezen en bestuderen. Gedurende de afgelopen twaalf maanden hebben Jehovah’s getuigen 18.360.561 gebonden boeken en 9.747.270 brochures verspreid. Zij hebben 1.696.260 nieuwe abonnementen op De Wachttoren en Ontwaakt! afgesloten en 217.109.764 exemplaren in hun prediking verspreid.Vele Koninkrijksverkondigers nemen deel aan het volle-tijdpredikingswerk. Gedurende het afgelopen jaar namen over de hele wereld 13.995 personen deel aan het speciale pionierswerk en de zendingsdienst en waren 78.031 personen als gewone pioniers met de gemeenten overal ter wereld verbonden. Dit is niet zoveel als het jaar daarvoor, doch wij hopen dat gedurende het dienstjaar 1973 velen hun omstandigheden onder gebed zullen beschouwen en de mogelijkheid zullen vinden in de gewone of tijdelijke pioniersdienst te gaan. Als zij dit doen, zullen wij de vele uren overschrijden die in 1971, toen er een hoogtepunt werd bereikt, aan het predikingswerk werden besteed. Hoewel wij dit jaar 57.430 uur minder hadden dan in 1971, hebben beslist veel meer mensen aan het predikingswerk deelgenomen en werd er een groter aantal personen gedoopt.
Overal ter wereld verheugen Jehovah’s getuigen zich stellig in de rijke zegen van de God in wiens naam zij hebben verkozen te wandelen (Micha 4:5). Zonder enige twijfel zegent hij het vreugdevolle werk waarmee zij tot zijn lof bezig zijn. Denk eens aan! In de afgelopen vijf jaar hebben 680.871 personen hun leven opgedragen aan het doen van zijn soevereine wil!
[Tabel op blz. 30-39]
BERICHT OVER HET DIENSTJAAR 1972 VAN JEHOVAH’S GETUIGEN OVER DE HELE WERELD
(Zie publicatie)