De geschiedenis van Jehovah’s getuigen in deze tijd
De geschiedenis van Jehovah’s getuigen in deze tijd
Het korte verslag dat u hebt gelezen over het werk dat Jehovah’s getuigen op alle continenten van de aarde en de eilanden van de wereldzeeën verrichten, toont beslist aan dat zij vastbesloten zijn door Jehovah’s onverdiende goedheid een goed getuigenis over Gods koninkrijk te geven, en dit doen zij ook in de gehele wereld (Matth. 24:14). Jehovah’s christelijke getuigen weten — ongeacht waar zij zich bevinden — dat wij in gevaarlijke tijden leven, maar dit zal hen er niet van weerhouden zich uitbundig in Jehovah te verheugen. Thans is het er de tijd voor zijn woord en koninkrijk bekend te maken en de mensen te helpen hun standpunt aan Jehovah’s zijde in te nemen voordat het einde van dit samenstel van dingen komt.
Wij zouden nu graag omstandig willen verhalen hoe het werk van Jehovah’s getuigen in deze tijd in de Centraal-Afrikaanse Republiek, in China, Hong Kong en Macau alsook in Duitsland is begonnen. U zult over de verschrikkelijke beproevingen, de ontberingen en de vervolging lezen die in de loop der jaren over velen van onze broeders zijn gekomen. Ondanks deze haat zoeken duizenden en nog eens duizenden mensen de waarheid en verbinden zich met Jehovah’s christelijke getuigen, hoewel zij weten dat zij een vervolgd en gehaat volk zijn. Jezus zei: „Indien de wereld u haat, gij weet dat ze mij eerder dan u heeft gehaat” (Joh. 15:18). Jehovah’s getuigen zullen overal ervaren wat het betekent „ter wille van mijn [Jezus’] naam voor alle natiën voorwerpen van haat” te zijn (Matth. 24:9). Toen Jezus op aarde was en zijn discipelen opleidde, zei hij tot hen: „De wereld heeft geen reden u te haten, maar ze haat mij, omdat ik getuigenis betreffende haar afleg dat haar werken goddeloos zijn” (Joh. 7:7). Niettemin bleven de discipelen met Christus Jezus wandelen en zij namen dezelfde boodschap van Gods koninkrijk op die hij predikte, en het duurde niet lang of de wereld haatte ook hen.
Het is niet moeilijk te begrijpen dat men niet twee meesters kan dienen, en de geschiedenis van de getrouwe christelijke getuigen van Jehovah in alle delen van de wereld is geloof inboezemend. Zij denken er net zo over als Paulus, die zei: „Doch ik hecht niet de minste waarde aan mijn ziel als zou ze mij dierbaar zijn, indien ik mijn loopbaan en de bediening die ik van de Heer Jezus heb ontvangen, maar mag voleindigen om grondig getuigenis af te leggen van het goede nieuws van de onverdiende goedheid van God.” — Hand. 20:24.