Is jouw geloof dood of levend?
Is jouw geloof dood of levend?
Jakobus zei: „Geloof, indien het geen werken heeft, [is] op zichzelf dood” (Jak. 2:17). Kun je, nadat je nu het Jaarboek hebt gelezen, zeggen dat Jehovah’s christelijke getuigen over de gehele wereld geloof hebben dat hen tot actie aanspoort? Hun geloof is beslist niet levenloos. Alle ware christenen moeten tonen dat hun geloof een levend geloof is, omdat „geloof zonder werken dood” is (Jak. 2:26). Het geloof dat iemand bezit, moet op de een of andere wijze door werken worden getoond. Hoe? Kijk eens naar de resultaten! 297.872 personen werden in het afgelopen jaar gedoopt. Jehovah’s getuigen hebben gedaan wat Christus Jezus zijn discipelen heeft opgedragen, namelijk meer discipelen te maken! Hun geloof, dat door werken wordt getoond, is dus produktief geweest.
Het is bijzonder interessant om op te merken dat er in de afgelopen 8 jaar 1.247.714 personen werden gedoopt; in de afgelopen 27 jaar waren het er 2.382.270. Deze getallen zeggen ons iets. Tegen het einde van het jaar 1966 namen 1.118.665 verkondigers aan het Koninkrijkswerk deel, en sindsdien zijn er 1.247.714 personen gedoopt. Als wij in aanmerking nemen dat er intussen enkele verkondigers zijn gestorven — normaal gesproken ongeveer één percent per jaar — zouden er dus toch nog ruim 2.250.000 personen moeten zijn die het goede nieuws prediken.
Het verslag in het Jaarboek laat zien dat er in 1974 een hoogtepunt van 2.021.432 verkondigers aan de prediking deelnam. Er ontbreken er dus nog ruim 200.000. Denk nog eens aan de woorden van Jakobus: „Wat voor nut heeft het, mijn broeders, indien iemand zegt dat hij geloof heeft, maar hij heeft geen werken?” (Jak. 2:14) Denk eraan dat hij spreekt tot degenen die hun leven aan God hebben opgedragen en gedoopt zijn. Hij richt zijn woorden tot „mijn broeders”. Moeten wij aannemen dat ruim 200.000 van onze broeders en zusters trachten hun geloof zonder enige werken te tonen? Dit is iets om over na te denken.
De berichten van het Genootschap laten zien dat er in de laatste 27 jaar 2.382.270 personen zijn gedoopt. Tel daar het aantal verkondigers bij dat in het jaar vóór deze tijdsperiode, het jaar 1947, in de prediking werkzaam was, namelijk 207.552, en je komt op een totaal van 2.589.822 personen. Moeten wij, wanneer wij de dood van ongeveer 245.000 personen in aanmerking nemen, gebaseerd op de gebruikelijke verhouding van één percent per jaar, zeggen dat sinds 1947 meer dan 320.000 broeders en zusters na hun opdracht en doop te eniger tijd aan de prediking hebben deelgenomen en nu trachten Jehovah en anderen hun geloof zonder werken te tonen? Jakobus zegt: „Geloof zonder werken is levenloos als een lijk.” — Jak. 2:26, New English Bible.
Wij zouden degenen die thans nog in leven zijn en die eens met ons, met Jehovah’s getuigen, als broeders en zusters verbonden waren, graag willen helpen en hun geloof willen opbouwen en versterken opdat hun geloof levend wordt en niet dood blijft. Zij zijn altijd welkom in de Koninkrijkszalen van Jehovah’s getuigen. Hun geloof kan slechts een levend geloof worden wanneer zij geestelijk voedsel in zich opnemen en vervolgens de belangrijkheid van de prediking inzien en in de voetstappen van Christus Jezus treden.
Het is echter zeer aanmoedigend te zien dat in deze „laatste dagen” zo vele mensen uit Babylon de Grote vluchten, hun standpunt aan Jehovah’s zijde innemen, in rechtschapenheid wandelen en het goede nieuws bekendmaken. Degenen die als gemeenteverkondigers dienen, hebben beslist een voortreffelijk werk verricht, en het is ook interessant te zien dat gemiddeld 112.610 personen iedere maand al hun tijd aan het pionierswerk besteedden, vergeleken met de 94.604 het jaar daarvóór. Het is een vreugde te kunnen berichten dat velen van de gemeenteverkondigers één of twee maanden in de tijdelijke pioniersdienst hebben gestaan en daarbij gemiddeld ongeveer 80 uur aan de prediking hebben besteed toen zij voor een korte tijd in deze dienst werkzaam waren. Voortreffelijk!
Bovendien toont het velddienstbericht aan dat er gemiddeld 1102 zendelingen, 13.629 speciale pioniers, 1780 kringopzieners en 197 districtsopzieners in verscheidene delen van de wereld in de volle-tijddienst werkzaam waren. Dank zij de edelmoedigheid van Jehovah’s christelijke getuigen overal en dank zij hun bijdragen aan het Genootschap in alle landen konden wij deze broeders en zusters met 8.812.245,60 dollar helpen hun onkosten voor huisvesting en voedsel alsook hun reiskosten te bestrijden. Behalve deze volle-tijdwerkers, die ondersteuning hebben gekregen, hebben wij nog 3307 leden van de Bethelfamilie die op 96 bijkantoren werkzaam zijn.
Op 35 van deze 96 bijkantoren worden tijdschriften gedrukt. In de drukkerijen in de Verenigde Staten, in Duitsland en in Finland, alsook op enkele andere plaatsen waar wij onze boeken, brochures en tijdschriften niet in onze eigen drukkerijen kunnen vervaardigen, werden in totaal 51.663.097 bijbels en andere boeken, 18.239.169 brochures en 471.111.629 exemplaren van de tijdschriften De Wachttoren en Ontwaakt! vervaardigd. De Bethelfamilies overal zijn verheugd dat zij jullie op deze wijze kunnen dienen en ook zij gaan op de weekeinden en in de avonduren van huis tot huis en leiden bijbelstudies, precies zoals andere gemeenteverkondigers dit doen.
Alle bijkantoren hebben voortreffelijke berichten en ervaringen ingezonden. In de loop van het jaar kunnen waarschijnlijk enkele van deze berichten in de tijdschriften De Wachttoren en Ontwaakt! gedrukt worden. Tot slot zou ik nog graag willen zeggen dat de zendelingen in alle delen van de wereld hun diepe waardering en dankbaarheid voor jullie
edelmoedige hulp tot uitdrukking hebben gebracht, waardoor het hun mogelijk werd in het jaar 1973 naar huis te reizen om een van de internationale „Goddelijke zegepraal”-congressen te bezoeken en hun familieleden en vrienden weer te zien. Daardoor werd hun liefde voor jullie nog verdiept. Deze edelmoedige gave kwam nog bij de bovengenoemde uitgaven.Bovendien hebben alle bijkantooropzieners mij gevraagd jullie allen de hartelijke groeten en beste wensen van hun bijkantoren en alle broeders en zusters die in de betrokken landen wonen, over te brengen. Men zou kunnen trachten deze broederlijke liefde in soortgelijke bewoordingen te kleden als Paulus door te zeggen: ’De bijkantooropzieners zijn zojuist van jullie bij ons teruggekeerd en hebben ons het goede nieuws gebracht over jullie getrouwheid en liefde.’ ’Moge de Heer jullie bovendien doen toenemen, ja, overvloedig doen zijn, in liefde jegens elkaar en jegens allen.’ — 1 Thess. 3:6, 12.
Hoe wonderbaarlijk en waar is dit. Behalve de groeten die de bijkantooropzieners hebben overgebracht, zijn door meer dan 25.000 van onze broeders die naar een ander land zijn gereisd om daar een van de internationale congressen te bezoeken, eveneens de hartelijke groeten en beste wensen uit het land waar zij vandaan kwamen, overgebracht. Wat een vreugde is het toch voor ons thans de goddelijke zegepraal tegemoet te zien en in staat te zijn ons geloof in Jehovah God door onze werken te tonen.
Ook ik wil jullie graag de hartelijke groeten zenden en jullie Jehovah’s zegen toewensen.
Jullie broeder en mededienstknecht, N. H. Knorr, President
Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania