Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Jaarboek van Jehovah’s getuigen 1976

Jaarboek van Jehovah’s getuigen 1976

Jaarboek van Jehovah’s getuigen 1976

Over de gehele wereld verheugen Jehovah’s getuigen zich wegens „de onverdiende goedheid van God, die redding brengt aan alle soorten van mensen” (Tit. 2:11). Het bericht over het dienstjaar 1975 onthult dat 295.073 mannen, vrouwen en kinderen uit alle natiën hun leven aan Jehovah God hebben opgedragen om Zijn wil te doen. Deze personen hebben zich met Jehovah’s getuigen in hun 38.256 gemeenten over de gehele wereld verbonden en hebben zich er heel druk mee beziggehouden datgene wat zij hebben geleerd, aan anderen te vertellen.

Wat hebben zij geleerd? Dat Gods koninkrijk de enige hoop voor de mensheid is. Daarom bestuderen deze pasgedoopte personen te zamen met andere getuigen van Jehovah in hun Koninkrijkszalen ijverig de bijbel. Zij doen een nieuwe persoonlijkheid aan. Ja, zij handelen volgens de voortreffelijke raad van de apostel Paulus, toen hij erop aandrong: „Gij [dient] nieuw gemaakt . . . te worden in de kracht die uw denken aandrijft, en de nieuwe persoonlijkheid . . . aan te doen, die naar Gods wil werd geschapen in ware rechtvaardigheid en loyaliteit.” — Ef. 4:22-24.

Jehovah God zorgt ervoor dat deze personen heel veel hulp ontvangen van de oudere mannen of ouderlingen in de gemeente. Eeuwen geleden liet de apostel Paulus Titus op Kreta achter opdat hij de dingen waaraan wat ontbrak in orde zou brengen en in stad na stad oudere mannen zou aanstellen. Dit werd gedaan opdat de juiste leiding gegeven zou worden. Wanneer Titus de diverse gemeenten bezocht, bleef hij dingen spreken die met de gezonde leer overeenstemden. Wanneer de ouderlingen goede leiding gaven, zou dit de gemeenteleden ten goede komen. Dat was Paulus’ wens, want hij schreef: „De bejaarde mannen moeten matig in gewoonten zijn, ernstig, gezond van verstand, gezond in geloof, in liefde, in volharding.” Er werd aanmoediging gegeven aan degenen die ouder in de waarheid en in leeftijd waren. Zij moesten degenen die pas in de waarheid kwamen en zich met Jehovah’s gemeente verbonden een voortreffelijk voorbeeld geven. In Titus, hoofdstuk twee, gaf Paulus deze ouderling de raad: „Blijf evenzo de jongere mannen vermanen gezond van verstand te zijn, waarbij gij uzelf in alle dingen een voorbeeld van voortreffelijke werken betoont, blijk gevend van onbedorvenheid in uw onderwijs, ernst, gezonde spraak, die niet veroordeeld kan worden, zodat de man aan de zijde van de tegenstanders beschaamd moge worden en niets verachtelijks over ons te zeggen heeft.” — Tit. 2:1, 2, 6-8.

Paulus was zeer geïnteresseerd in iedereen in de gemeente, en Titus moest van dezelfde belangstelling blijk geven. De apostel wenste dat de bejaarde vrouwen eerbiedig in hun gedrag waren, opdat zij de jonge vrouwen tot bezinning mochten brengen. Dan zouden deze jonge vrouwen, onder andere, liefde voor hun man en kinderen tonen. Ook zij zouden ’gezond van verstand zijn, eerbaar zijn en thuis werken’. — Tit. 2:3-5.

In die dagen waren er ook enkele slaven die zich met de gemeenten verbonden, en Titus diende hen niet te negeren. Paulus’ raad luidde: „Slaven moeten in alles aan hun eigenaars onderworpen zijn en hun welgevallig zijn, doordat zij niet tegenspreken, geen diefstal plegen, maar ten volle goede trouw tonen, zodat zij de leer van onze Redder, God, in alle dingen mogen sieren.” — Tit. 2:9, 10.

Deze voortreffelijke ouderling, die door de apostel Paulus was aangesteld om zorg te dragen voor de gemeenten op Kreta, moest geïnteresseerd zijn in iedereen in de gemeente. Zo dient het ook in deze tijd te zijn. Alle ouderlingen moeten belangstelling hebben voor iedereen die met Jehovah’s organisatie verbonden is, voor jong en oud. Terzelfder tijd moeten de ouderlingen zelf een voortreffelijk voorbeeld stellen in goede werken, alsook in het gebruik van gezonde spraak. Een christen toont door de taal die hij bezigt, wat voor persoon hij is. Zijn gedrag thuis en in de gemeente vertelt veel over hem. In elk opzicht moeten de gewoonten van een christen voorbeeldig zijn, wil hij anderen helpen en ’de leer van onze Redder, God, sieren’. The New English Bible zegt het zo: „Want op al dergelijke manieren zullen zij luister toevoegen aan de leer van God, onze Redder.”

De levenswijze van een christen, welke door anderen wordt gadegeslagen, zal het Woord van God luister verlenen. Waarom? Omdat mensen zien wat Gods Woord voor die persoon heeft gedaan doordat hij de „nieuwe persoonlijkheid” heeft aangedaan. Ja, de studie van Gods Woord, de waardering voor de leer die God, onze Redder, ons heeft gegeven, brengt werkelijk veranderingen in het leven van christenen tot stand. Anderen kunnen dit gemakkelijk zien indien wij toestaan dat het Woord van God ons leven beheerst en hervormt.

Het Woord van God is niet voor mensen in slechts één deel van de wereld bedoeld. Jehovah’s getuigen zijn doordrongen van de belangrijkheid dit goede nieuws in alle delen der aarde te prediken. Van over de gehele wereld zijn er honderden ervaringen door de bijkantoren van de Watch Tower Society ingezonden. Laten wij slechts enkele landen onder de loep nemen. De landen die wij hier kunnen behandelen, verschijnen in alfabetische volgorde.

AUSTRALIË: De bijkantooropziener schrijft: „In een poging onze liefde voor allen die naar Gods Woord willen luisteren, te vergroten, werden er in diverse havens 1121 schepen bewerkt. . . . Vele zeelieden uit landen waar het werk van Jehovah’s getuigen verboden is, hebben op deze wijze lectuur kunnen krijgen.”

In dit uitgestrekte land geven veel broeders en zusters getuigenis per brief. Een zuster die gelezen had dat het zoontje van een echtpaar gedood was toen hij van zijn pony gevallen was, schreef aan de ouders over de opstandingshoop. Er verstreek enige tijd voordat zij antwoord kreeg, maar rond Kerstmis ontving de zuster een kerstkaart van de moeder, waarop zij haar dank tot uitdrukking bracht en de zuster vroeg haar nog eens te schrijven. Daarna stierf de man van de vrouw en er werden nog meer brieven met bijbelse waarheden naar haar gezonden. Zes maanden verstreken zonder enig bericht. Maar u kunt zich de vreugde van de zuster voorstellen toen zij op een dag een brief ontving met de mededeling dat de vrouw en haar oudste zoon werden gedoopt, en dat de zoon het pionierswerk als zijn doel in het leven had. Later aanvaardde ook de moeder van deze vrouw de waarheid.

BARBADOS: De mensen op dit eiland zijn in wezen conservatief en denken heel lang na voordat zij besluiten iets in verband met de waarheid te doen. Tijdens het afgelopen jaar bood een getrouwe zuster een exemplaar van Koninkrijksnieuws aan een man aan die haar daarop binnennodigde en zei dat hij met een van Jehovah’s getuigen wilde spreken.

Toen zij binnen was, zei hij: „Ik wil een van Jehovah’s getuigen zijn. Wat moet ik doen om een Getuige te worden?” De zuster beklemtoonde natuurlijk kennis en omgang, en nodigde hem uit vergaderingen in de Koninkrijkszaal te bezoeken. Na zijn eerste bezoek aan een vergadering merkte hij op: „Ik heb mij in mijn hele leven nog nooit zo gelukkig gevoeld.” Binnen acht maanden gingen de man en de vrouw met wie hij had samengeleefd, een wettelijk huwelijk aan en bereidden zij zich op de doop voor. Het Woord van God veranderde hun gehele leven en stelde hen vervolgens in staat een goed gedrag aan de dag te leggen waardoor het Woord van God werd gesierd.

BELGIË: De voortreffelijke houding van een van Jehovah’s getuigen hielp een zekere man de ware aanbidding te aanvaarden. Een van Jehovah’s getuigen werkte samen met een groep metselaars, onder wie er enkelen waren die de Getuigen niet konden luchten of zien. Nu wilde het geval dat een van deze metselaars, die een nieuweling in dit vak was, moeite had met het opzetten van de hoek van een muur. Vanzelfsprekend wilde hij niet aan een van Jehovah’s getuigen om hulp vragen. Hij werd steeds nerveuzer en bozer, en hij transpireerde hevig terwijl er steeds minder van de muur terecht kwam. De Getuige zag wat er gebeurde, liet zijn werk in de steek en vroeg deze man of hij de situatie kon herstellen. Na dit te hebben gedaan, ging de broeder ongeveer elke twee uur naar de man toe om hem een handje te helpen. In de weken die daarop volgden, gaf hij deze nieuweling enkele zeer nuttige suggesties.

De haat die deze metselaar jegens Jehovah’s getuigen koesterde, kon na zulke uitingen van consideratie onmogelijk voortduren. Bovendien merkte hij op dat de broeder dezelfde houding jegens alle andere werkers aan de dag legde. Als zij hulp nodig hadden, was de Getuige bereid hun te leren hoe zij het moesten doen. Ook lanterfantte hij niet op zijn werk en hij stal niets van de bouw. Terwijl deze nieuweling op het werk bezig was, besefte hij dat Jehovah’s getuigen de waarheid hadden. De houding van deze getuige van Jehovah moedigde hem ertoe aan het Woord van God te bestuderen. Ten slotte aanvaardde deze man zelf de waarheid. Het goede gedrag van de broeder had ’luister toegevoegd aan de leer van God’.

BOLIVIA: Tijdens het dienstjaar werden er op liefdevolle wijze veel krachtsinspanningen in het werk gesteld door „rondtrekkende speciale pioniers”. Zij werkten vier maanden lang in geïsoleerd gebied. Als gevolg hiervan ontvingen twintig niet-bewerkte provincies in Bolivia voor het eerst het goede nieuws van het Koninkrijk. Door dit goede werk is er in enkele mijnsteden veel vooruitgang gemaakt. Veel nederige Boliviaanse mijnwerkers hebben, nadat zij de waarheid leerden kennen, grote veranderingen in hun leven aangebracht. Deze mijnwerkers zijn diep verstrikt in heidens bijgeloof, en omdat zij hoog in de bergen in de kou werken, is het gewoon voor hen om cocabladeren te kauwen ten einde de honger en de extreme kou niet te voelen.

Terwijl enkelen van deze speciale pioniers de gemeente in Chorolque, gelegen op een hoogte van ruim 5000 meter, bezochten, troffen zij een man die met Jehovah’s getuigen de bijbel bestudeerde. Hij beklemtoonde hoe moeilijk het was met heidense gewoonten te breken, en wel wegens mensenvrees. De Boliviaanse mijnwerker leidt een hecht gemeenschapsleven met zijn medearbeiders, en de druk om aan tradities mee te doen, is diepgeworteld. Veel mijnwerkers zijn van mening dat als men vóór het betreden van de mijn geen offer aan Pachamama (hun godin van de aarde) brengt, er een ongeluk zal gebeuren of men misschien zelfs het leven verliest wegens het krenken van deze godin. Alleen te staan, vergt werkelijke moed en Gods geest. Een kleine groep getuigen van Jehovah in dit gebied beijvert zich echter hun persoonlijkheid te hervormen ten einde Gods weg te volgen.

In de nabijheid van een andere mijnstad, San Vicente, waren slechts vier gedoopte broeders. De pioniers hadden er geen flauw vermoeden van dat in de tien maanden tijds die er tussen de bezoeken in lag, de Koninkrijkswaarheid daar zou gedijen, totdat er eenentwintig gedoopte verkondigers waren. Men weet nooit waar Gods „schapen” gevonden zullen worden.

Ook kunnen wij niet van tevoren zeggen wat een stuk lectuur waarin Gods boodschap is vervat, zal doen of waar het zal terechtkomen. De zakformaatboeken van het Genootschap hebben schitterende resultaten tot stand gebracht. Jarenlang koesterde een student aan de universiteit vele twijfels omtrent de bijbel. Op een dag pakte hij het boek Is de bijbel werkelijk het Woord van God? op, dat door iemand van het gezin was gekocht. Deze jongeman ging zo volledig in de stof op, dat hij de publikatie helemaal uitlas voordat hij ze weer neerlegde. Toen de Koninkrijksverkondiger terugkwam, werd er een studie met deze universiteitsstudent begonnen. De jongeman begon vergaderingen te bezoeken en zijn pasgevonden kennis omtrent God met zijn vriendin te delen. Er moesten morele veranderingen in hun verhouding worden aangebracht voordat hij ervoor in aanmerking kon komen een prediker van het goede nieuws te worden. Hij trouwde echter met de jonge vrouw en op een onlangs gehouden kringvergadering werden beiden als een symbool van hun opdracht aan Jehovah gedoopt. Gods Woord is werkelijk bij machte mensen te veranderen!

BURMA: Zelfs jonge kinderen onder Gods volk kunnen hun hart behoeden en volgens bijbelse beginselen handelen. Een zesjarig meisje, wier vader een ouderling in de gemeente is, werd naar haar grootouders gebracht om daar een paar dagen door te brengen. Toen zij voor de maaltijd aan tafel zat, merkte zij op dat haar grootmoeder kleine geroosterde dieren had klaargemaakt. Zij vroeg: „Hoe zijn die geslacht?” Het meisje wilde weten of men de dieren op juiste wijze had laten uitbloeden. Toen de grootmoeder antwoordde dat ze niet waren uitgebloed, zei het jonge meisje dat zij er niet van kon eten. De grootouders waren natuurlijk verbaasd en vroegen: „Waarom niet?” De zesjarige zei: „Mijn vader heeft me gezegd dat ik als christen niets mag eten wat niet op juiste wijze is uitgebloed.” De grootmoeder probeerde haar toen te overreden toch wat van het voedsel te eten door te zeggen dat de vader er niet bij was, maar dat hij zo’n 80 kilometer ver weg was. Haar vader zou er immers nooit iets van weten! Maar het meisje antwoordde: „Ik aanbid mijn vader niet. Ook al is hij niet hier om mij te zien, Jehovah God, die ik aanbid, is hier wel.” Het gesprek baande de weg waardoor die oudere mensen belangstelling voor de waarheid kregen.

CENTRAAL-AFRIKAANSE REPUBLIEK: Dikwijls ontstaat er krachtige tegenstand tegen de waarheid binnen het gezin van een christen (Matth. 10:36). Door echter pal te staan voor de waarheid en de vruchten van de geest aan de dag te leggen, kan een christen luister toevoegen aan het Woord van God. In een klein dorp begon een vrouw de bijbel met een van Jehovah’s getuigen te bestuderen en hun vergaderingen te bezoeken. Dit deed zij getrouw totdat zij haar leven aan Jehovah opdroeg en gedoopt werd. Haar man werd toen een erge tegenstander, en toen zijn vrouw zich gereed maakte om naar een districtsvergadering te reizen, weigerde hij niet alleen haar reisgeld te geven, maar zei hij dat als zij naar de vergadering zou gaan hij hun huwelijkscertificaat zou verscheuren. Een speciale pionierster die in de buurt woonde en deze zuster had geholpen, gaf haar liefdevol de helft van haar maandtoelage en hielp deze vrouw naar de vergadering te gaan. Toen zij terugkwam, liep haar man kwaad weg. Hij vond een andere vrouw en bracht haar mee om, in hetzelfde huis waar zijn eerste vrouw was, bij hem te wonen. Dit betekende een enorme emotionele druk voor de zuster, maar zij bleef getrouw in onderworpenheid aan haar man en gaf blijk van een ’eerbaar gedrag te zamen met diepe achting’. — 1 Petr. 3:1, 2.

Ten slotte zond de man de tweede vrouw weg. Hierna vertelde hij de speciale pionierster dat de getrouwe volharding van zijn vrouw hem deed beseffen dat zij werkelijk de waarheid bezat. Hij nam het boek De waarheid die tot eeuwig leven leidt en bestudeerde het zorgvuldig. Nu doet deze man ijverig zijn best om dezelfde rechtschapenheid jegens Jehovah God te ontwikkelen als zijn vrouw aan de dag heeft gelegd. Wat een luister had het gedrag van deze vrouw aan de leer van God, onze Redder, verleend!

CONGO: De broeders in dit land hebben een jaar vol theocratische activiteit achter de rug. Zij hebben niet alleen gepredikt, maar hebben ook verscheidene Koninkrijkszalen gebouwd en enkele andere helemaal gerenoveerd Nu hebben alle twaalf Koninkrijkszalen in Brazzaville elektrisch licht en elf ervan hebben een geluidsinstallatie, zodat iedereen gemakkelijk kan horen. Het vergaderingbezoek is als gevolg van de veranderingen en verbeteringen reeds merkbaar toegenomen.

Een jong meisje in Congo had het sterke verlangen God te dienen en wilde non worden, maar de ouders waren hier niet mee ingenomen. Later in haar leven dacht zij dikwijls na over de bijbeltekst waarin staat dat ’er weinig werkers zijn’ (Matth. 9:37). Het deed haar altijd leed het slechte gedrag van de priesters te zien, alsook de moeilijkheden die de kerkleden schenen te hebben. Zou er ergens een betere kerk te vinden zijn? Op een dag vroeg zij aan iemand waar zij meer over religie kon leren en kreeg ten antwoord dat Jehovah’s getuigen haar misschien konden helpen. Later sprak zij er met een buurman, die religie onderwees, over; ook hij had schoon genoeg van de toestanden in de kerk. In een poging de waarheid te vinden, besloten zij elke kerk in de stad te bezoeken. Zij begonnen met Jehovah’s getuigen. Bij aankomst in de Koninkrijkszaal waren zij verbaasd. Nog nooit waren zij zo gastvrij ontvangen. De Getuigen waren zo hartelijk en vriendelijk en de vergadering zelf was bijzonder goed! Na afloop van de vergadering vroeg de buurman van deze vrouw om een bijbelstudie en beiden namen het Waarheid-boek. Op weg naar huis werden zij het erover eens dat het geen zin had nog andere kerken te bezoeken. Zij hadden de waarheid gevonden en zij zouden daarbij blijven!

Deze vrouw leerde snel. Nog diezelfde week vertelde zij de man met wie zij immoreel had geleefd en van wie zij een kind had, dat zij niet langer samen konden leven omdat Jehovah God geen hoererij duldt. Hoewel hij hierover geschokt was, moest hij vertrekken. Deze vrouw begon nu tot haar vrienden en familie, met inbegrip van haar oudste dochter, te prediken. Deze veertienjarige dochter weigerde het Vormsel in de katholieke Kerk te ontvangen omdat zij ook een van Jehovah’s getuigen wilde worden. Het duurde niet lang of de moeder, de dochter en de buurman bereidden zich op de doop voor. Ja, de toegepaste raad uit Gods Woord stelt mensen in staat een leven te leiden dat Jehovah welgevallig is.

De Koninkrijkspredikingsactiviteit van Jehovah’s getuigen in Gabon wordt geleid door het bijkantoor van het Genootschap in Congo. Hoewel het werk in dit speciale Afrikaanse land verboden is, is het aanmoedigend te vernemen dat er gedurende april 26 tijdelijke pioniers waren. Deze hard werkende broeders en zusters hadden een gemiddelde van 111,6 uur in de velddienst. Dit voortreffelijke werk werd gedaan ook al liepen zij de kans gearresteerd en in de gevangenis geworpen te worden als men hen erop betrapte dat zij predikten. Daar is werkelijk geloof voor nodig!

Ook in dit land heeft de prediking van het Woord op velen een goede uitwerking gehad. Dit blijkt uit het volgende voorval. Drie jonge Gabonese meisjes gingen prostitutie bedrijven als een middel om in hun levensonderhoud te voorzien. Toen zij de bijbelse morele maatstaven leerden kennen, veranderden zij hun leven en brachten het in overeenstemming met schriftuurlijke beginselen. Dit betekende dat zij hun vroegere levenswijze de rug toe moesten keren en nederig werk ter hand moesten nemen door wasvrouw te worden. Zij moesten ook heel moedig zijn door hun vroegere partners, die seksuele onreinheid met hen bedreven, van de hand te wijzen. Maar zij brachten deze veranderingen aan en zijn nu getrouwe christenen, die hun opdracht aan God door de waterdoop hebben gesymboliseerd.

CYPRUS: Na de Turkse invasie op Cyprus moesten de broeders in het zuidelijke deel van het eiland hulp bieden aan degenen die als vluchtelingen uit het noordelijke deel kwamen. Een grote hoeveelheid tweedehands kleding en dekens werd onder de broeders gedistribueerd. Voedingsmiddelen en andere noodzakelijke dingen werden voor hun gebruik gekocht. De bijkantooropziener bericht dat geen van deze broeders en zusters in tenten hoefde te verblijven of gebrek aan voedsel en kleding had; allen werden in huizen ondergebracht.

Toen de Turkse invasie plaatsvond, moest een zekere familie huis en haard verlaten en vluchten. De vrouw was zwanger en zij hadden ook nog een baby van dertien maanden oud. Zij vonden net buiten Limassol een klein huis, maar waren zeer ongelukkig en wanhopig. De moeder huilde aldoor en vroeg zich af waarom al deze slechte dingen over de mensheid kwamen. In oktober 1974 werd deze vrouw door een jonge getuige van Jehovah bezocht, die met haar over de wereldtoestanden sprak en haar wat goed nieuws in de vorm van de tijdschriften De Wachttoren en Ontwaakt! achterliet. Later kwam de Getuige terug en verklaarde de Koninkrijkshoop. De vrouw luisterde met genoegen, maar was achterdochtig dat dit een valstrik was. Zij had slechts één of twee bijbelbesprekingen. Daarna verhuisde de familie naar een beter huis in Limassol. „Dan kunnen we gelijk Jehovah’s getuigen kwijtraken”, zei de vrouw tegen haar man. Zij vertrokken dus zonder ook maar iemand hun nieuwe adres te vertellen. Maar hun wachtte een verrassing. De eerste morgen nadat zij verhuisd waren, deden zij de deur open en daar stond dezelfde zuster die nabezoeken bij hen had gebracht. Zonder het te weten, hadden zij een huis gehuurd pal naast Jehovah’s getuigen! De vrouw vernam zelfs dat zij door families van Getuigen werd omringd — één rechts van haar en één links van haar. Wat konden zij anders doen dan de bijbel weer gaan bestuderen? Nu zegt de vrouw: „Wat zijn wij daar blij om, want in juli 1975 werden mijn man en ik op een kringvergadering gedoopt.”

DAHOMEY: Een broeder die van deur tot deur predikte, ontmoette een jong echtpaar dat klaarblijkelijk net gezinsruzie had. Daar zij hem gelegenheid tot spreken gaven, las hij Efeziërs 4:26 voor, waar staat: „Laat de zon niet ondergaan terwijl gij in een geërgerde stemming verkeert.” Toen ging hij verder met zijn toespraakje. Het jonge echtpaar was heel blij dit voortreffelijke beginsel te leren en aanvaardde de uitnodiging nog diezelfde dag een openbare lezing in de Koninkrijkszaal bij te wonen. Het geval wilde dat de lezing over het huwelijk ging. Hierdoor werden zij verder geholpen de praktische raad uit Gods Woord te waarderen. Diep onder de indruk van wat zij hoorden, aanvaardden zij grif de regeling van een huisbijbelstudie.

Na slechts enkele weken van bijbelstudie beseften zij dat zij hun leven in overeenstemming met Gods Woord moesten brengen en deden de noodzakelijke stappen om hun huwelijk wettelijk te laten bevestigen. De vrouw ging al spoedig mee in de velddienst, en de man maakt fijne vorderingen. Wat zijn zij gelukkig dat de broeder op zijn qui-vive was en nuttige bijbelse raad gaf! Nu kan ook hun leven luister toevoegen aan het Woord van God.

Ongetwijfeld zijn er velen die „gestroopt en heen en weer gedreven [zijn] als schapen zonder herder” (Matth. 9:36). Op een zondagmorgen ging een katholieke man naar de kerk, maar de priester vertelde de aanwezigen dat hij geen preek had voorbereid. Dit was voor de man ’de druppel die de emmer deed overlopen’. Hij besloot de kerk te verlaten en elders te gaan zoeken. Maar waar moest hij naar toe? Hij had al enige tijd in verband met de aangelegenheid gebeden. Hij herinnerde zich dat hij van tijd tot tijd met Jehovah’s getuigen had gesproken en besloot derhalve naar de Koninkrijkszaal te gaan. De man sprak op de vergadering met enkele broeders en er werd een bijbelstudie met hem begonnen. Na hoofdstuk twee van het Waarheid-boek te hebben doorgenomen, schreef hij een brief aan de kerk met de mededeling dat hij geen lid meer was. De priester bezocht hem, maar de geïnteresseerde man zei tegen de priester dat hij na drieëndertig jaar „hongerig en dorstig” te zijn geweest, nu de waarheid had gevonden.

De bijbelstudie werd voortgezet. Enkele weken later vertelde de man aan de broeder die de studie leidde, dat hij eigenaar was van een hotel dat bekend stond als een plaats waar immoraliteit werd bedreven. Hij vroeg wat hij moest doen. De broeder toonde hem welke bijbelse beginselen erbij betrokken waren en de man besloot het hotel te verkopen. Niet lang daarna raakte hij die zaak kwijt en werd, met een zuiver geweten, een bijzonder ernstige en ijverige verkondiger. Degenen die zulke veranderingen in hun leven aanbrengen, ’sieren de leer van hun Redder, God, in alle dingen’.

EL SALVADOR: Ongeveer vijftien jaar geleden vond een zendelinge een echtpaar dat enige belangstelling voor de Koninkrijksboodschap toonde. Herhaalde pogingen om een huisbijbelstudie te beginnen, faalden omdat het wereldse werk van de man, die deel uitmaakte van een muzikaal trio, een belemmering vormde. Er gingen jaren voorbij en het muzikale trio oogstte veel succes. Hun werd gevraagd op danspartijen, feestjes en bij andere gelegenheden op te treden. Door het leiden van een dergelijk druk bezet leven, verviel de man tot steeds meer wereldse wegen. Dit veroorzaakte problemen in zijn huwelijk. Hoewel hij in naam katholiek was, staakte hij het kerkbezoek omdat hij het gebruik van beelden bij de aanbidding niet kon accepteren. Na verloop van tijd verliet zijn vrouw hem voor zeven maanden om een dochter in Canada te bezoeken. Gedurende die tijd van eenzaamheid dacht hij na over zijn leven en het gemis van een doel daarin, en hij kwam tot de slotsom dat het hem aan geestelijke gezindheid ontbrak. Hij wilde dicht bij God zijn. Voor het eerst in zijn leven knielde de man neer en bad tot God of hij de ware religie mocht vinden. Diezelfde morgen herinnerde hij zich de zendelinge die hem jaren tevoren had bezocht. Hoewel hij zich haar religie niet kon herinneren, was hij van mening dat zij hem kon helpen God te leren kennen. In de loop der jaren had hij haar op de straten van de zakenwijk gezien. Elke dag ging hij daarheen om deze zendelinge te zoeken. Op de vierde dag kreeg hij haar in het oog en rende de zuster letterlijk achterna, terwijl hij riep „Juffrouw, Juffrouw”. Zij kon zich deze man vaag herinneren, die onmiddellijk om een bijbelstudie vroeg. Er werd een studie met hem en zijn achttienjarige zoon geregeld. Na enkele maanden kwam de vrouw van de man uit Canada terug, die ondertussen enthousiaste brieven van haar man en zoon had ontvangen waarin zij schreven dat zij de waarheid hadden gevonden die tot eeuwig leven zal leiden. Het gezin begon alle wekelijkse vergaderingen van de gemeente te bezoeken. Hun persoonlijkheid was al spoedig veranderd. De zoon werd gedoopt en ging in de tijdelijke pioniersdienst. Beide ouders werden actief in het predikingswerk en maakten plannen om op een districtsvergadering in december 1975 gedoopt te worden. Allen betuigen voortdurend hun diepe waardering voor het voorrecht Jehovah en zijn wegen te hebben leren kennen, en zij zijn verrukt over de vrede en het geluk die nu in hun huisgezin heersen.

Een vrouw koesterde als klein meisje het grote verlangen de enige ware God, de Vader van Jezus Christus, te kennen. Zij werd katholiek grootgebracht en zocht vergeefs in de ene kerk na de andere naar God. Als jong meisje begon zij met een gehuwde man te leven die vele jaren ouder was dan zij. Haar leven draaide om deze man. Veertien jaar gingen er voorbij. Toch werd haar verlangen om Jehovah te kennen, niet bevredigd. Toen verloor haar metgezel plotseling het leven. Daar zij haar leven rond die man en stoffelijke dingen had opgebouwd, zag zij geen straaltje hoop meer voor de toekomst. Wat moest ze doen? Vanaf die tijd leed de vrouw aan slapeloosheid, had geen eetlust en werd mager. Het leven had weinig betekenis. Zij wist dat wilde zij in leven blijven, zij de ware God moest vinden. Dat was haar enige hoop.

Op een dag ging deze vrouw naar de kathedraal en bad tot God. Haar gebed veranderde in tranen en zij huilde en huilde. Zij bleef daar urenlang maar vond geen verlichting. Zij ging weg, liep een boekwinkel binnen en kocht een bijbel. Ze redeneerde dat aangezien God ons zijn geschreven Woord heeft gegeven, er stellig wel iemand zou zijn die dit Woord begreep. Zij ging dus van kerk tot kerk en sprak tot iedereen van wie zij dacht dat hij haar kon helpen de mysteries van het heilige Boek te ontsluieren.

Toen ging deze vrouw op een avond bij een buurvrouw op bezoek. Terwijl zij daar was, kwam er een jonge dame aan de deur. De buurvrouw herkende haar als een van Jehovah’s getuigen en zei dat zij er niet in geïnteresseerd was naar de jonge dame te luisteren. De vrouw die naar de waarheid zocht, rende echter naar de deur en vroeg de jonge dame: „Kunt u mij helpen de bijbel te begrijpen?” Dat kon zij inderdaad! Nog diezelfde avond werd er een bijbelstudie opgericht. Zij was er zo hongerig naar de waarheid te leren kennen, dat er regelingen werden getroffen om tien dagen lang elke dag met haar te studeren. Dag na dag dronk de vrouw de kennis van Gods Woord in. Haar leven veranderde. Voor het eerst in vele jaren begon zij te slapen en kreeg zij weer eetlust. Het duurde niet lang of zij was een ander mens. Enige tijd later werd zij gedoopt. Nu heeft zij ten slotte datgene gevonden waar zij haar leven lang naar had gezocht.

FIDZJI-EILANDEN: Een vreugdevolle gebeurtenis voor de broeders op Tahiti was het bezoek van de broeders N. H. Knorr en F. W. Franz in februari 1975. Hoewel de vergadering die ten behoeve van de Tahitianen in Papeete werd gehouden, niet in het openbaar was aangekondigd, waren er 749 aanwezigen. De volgende avond kwamen er 500 om naar kleurendia’s te kijken die door broeder Knorr in een van de plaatselijke Koninkrijkszalen werden vertoond. Tijdens het bezoek trof broeder Knorr regelingen voor de oprichting van een nieuw bijkantoor van de Watch Tower Society en op 1 april 1975 werd Tahiti een nieuw bijkantoor, dat los stond van het bijkantoor op de Fidzji-eilanden. De bijkantooropziener zegt: „Dit is werkelijk een buitengewone prestatie daar het werk op Tahiti slechts zestien jaar geleden is begonnen, toen drie gezinnen uit Los Angeles (Californië, V.S.) hierheen verhuisden om te dienen waar de behoefte groter was.”

De bijkantooropziener vervolgt: „Nauwelijks had het bijkantoor op de Fidzji-eilanden een van de negen landen die onder zijn jurisdictie stonden, verloren, of er werd een ander land toegevoegd, de Tokelau-eilanden, een groep van drie kleine koraalatollen die 430 kilometer ten noorden van West-Samoa zijn gelegen en een totale bevolking van 2000 mensen hebben. Op twee van deze eilanden werden twee groepjes van verkondigers en geïnteresseerden aangetroffen. Hoe was het werk hier begonnen? Twee plaatselijke artsen ontvingen tijdens het bezoeken van de medische school op de Fidzji-eilanden de waarheid, en toen zij naar hun eigen land terugkeerden, begonnen zij het goede nieuws te prediken en organiseerden vergaderingen.” Hoe schitterend is het jonge mannen in het ene land tot een kennis van de waarheid te zien komen en dan naar een ander land te zien terugkeren om het Woord van God naar de mensen te brengen! En zo dringt de boodschap van het Koninkrijk tot elk hoekje en gaatje door.

Zou u bereid zijn een comfortabel huis met vijf slaapkamers in een moderne stad op te geven en met uw vrouw en acht kinderen naar een in materieel opzicht arm en onderontwikkeld eiland te verhuizen om te dienen waar de behoefte groter is? Dit was in 1973 de vraag waarmee broeder David Wolfgramm, een bewoner van de Tonga-eilanden, werd geconfronteerd. Toen broeder Wolfgramm een vergaderingonderdeel behandelde dat getiteld was „Ben ik vrij van het bloed van alle mensen?”, kwam hij, zo zegt hij, tot het besef wat zijn verantwoordelijkheid was. De Wolfgramms verhuisden naar Tonga en zijn een zeer welkome toevoeging aan de verkondigers van het goede nieuws aldaar. Zij hebben er een aandeel aan gehad het werk tot meer dan 150 eilanden van de groep te verbreiden.

FRANKRIJK: Het jaar 1975 zal gedenkwaardig zijn in de geschiedenis van Jehovah’s getuigen in Frankrijk. De meest opmerkenswaardige gebeurtenis was de opheffing van de tweeëntwintigjarige verbodsbepaling ten aanzien van De Wachttoren. Hoewel er in de loop der jaren pogingen tot opheffing van deze verbodsbepaling waren gedaan, was dit tot dusver niet gelukt. Enkele weken nadat er een nieuwe president was gekozen, werd er door het Franse Genootschap van Jehovah’s Getuigen een brief (gedateerd 10 juni 1974) aan hen persoonlijk gezonden. Hierin werd om opheffing van de verbodsbepaling ten aanzien van De Wachttoren verzocht. Het Genootschap ontving een bevestiging waarin werd meegedeeld dat de kwestie onderzocht zou worden. Ten slotte werd er in de Journal Officiel van de Franse Republiek, gedateerd 1 december 1974, een verordening afgekondigd die op 26 november 1974 was vastgesteld en waardoor de verordening van 19 december 1952, op grond waarvan het in omloop brengen, verspreiden en verkopen van De Wachttoren was verboden, teniet werd gedaan. Aldus waren de Franse broeders in staat de uitgave van de Franse Wachttoren van 1 januari 1975 voor hun persoonlijke studie en vergaderingen te ontvangen Enkele weken later konden zij ermee beginnen dit tijdschrift van huis tot huis aan te bieden. Wat waren zij gelukkig!

Deze vreugde werd nog vergroot toen in december 1974 de duizendste gemeente in Frankrijk werd georganiseerd. In mei 1975 werd er in Frankrijk een nieuw hoogtepunt van 64.091 verkondigers bereikt. De „Goddelijke soevereiniteit”-congressen werden aan het einde van het jaar gehouden, en het totale bezoekersaantal op de zeventien congressen in Frankrijk liep op tot 82.349.

Het land Zuid-Vietnam, dat door de communisten is overgenomen, valt nu onder jurisdictie van het bijkantoor van het Genootschap in Parijs. Voor zover nagegaan kan worden, bevinden er zich nog ongeveer 100 van onze broeders in Saigon. Terugblikkend op het afgelopen jaar zijn alle getuigen van Jehovah dankbaar voor de bescherming die de Almachtige Soeverein van het universum, Jehovah God, hun medegelovigen in dat land heeft verleend. Vóór de communistische machtsovername in april hadden Jehovah’s getuigen in Zuid-Vietnam zes maanden achtereen een hoogtepunt in het aantal verkondigers. Zij bereikten een hoogtepunt van 120 verkondigers van het goede nieuws. Drie gemeenten kwamen bijeen op het bijkantoor en in een zendelingenhuis. Het gemiddelde aantal bezoekers op de zondagse vergaderingen bedroeg zo’n 180 personen. Er werd gedurende het jaar een districtsvergadering in Saigon gehouden. Het hoogtepunt van het jaar was broeder Knorrs bezoek in Saigon vóór de machtsovername door de communisten. Broeder Knorr had toen dia’s van het werk van Gods volk in verschillende delen van de wereld vertoond en had vervolgens een zeer aanmoedigende lezing gehouden.

Nadat Saigon was gevallen, werd alle communicatie met de plaatselijke broeders verbroken. Daar zij in voorgaande jaren goede raad en schriftuurlijke hulp hebben ontvangen, zijn wij er zeker van dat hun geloof duidelijk aan de dag zal treden. Voor het eerst zullen deze broeders zonder de hulp van zendelingen moeten blijven prediken. Jehovah kent hun situatie echter, en wij zijn er zeker van dat hij de getrouwen zal blijven beschermen en voor hen zal blijven zorgen.

Tijdens de evacuatie van Zuid-Vietnam werden vele duizenden mensen naar diverse natiën, vooral de Verenigde Staten, gezonden. Eén zendelingenechtpaar dat uit Vietnam is gekomen, heeft nu de toewijzing ontvangen om in een van de vluchtelingenkampen in Californië te werken. Zij hebben veel mensen ontmoet die zij in Saigon al kenden, en zo gaan deze zendelingen van tent tot tent en bereikt de bijbelse waarheid horende oren. In een van de vluchtelingenkampen worden geregelde gemeentevergaderingen gehouden. Christenen over de gehele wereld zullen beslist voor hun broeders in Zuid-Vietnam blijven bidden.

HONDURAS: 18 september 1974 was een rampspoedige datum in Honduras. Orkaan „Fifi” sloeg toe en teisterde dat land met de ergste natuurramp in de geschiedenis van het land. In enkele uren tijds bevonden zo’n 1600 broeders — twee derde van alle Getuigen in het land — zich in een verwoest gebied. De orkaan richtte zulke verwoestingen aan dat alle communicatie werd verbroken en wegen, bruggen en huizen werden vernield. Het was werkelijk een catastrofe. Onmiddellijk werd er echter door de plaatselijke Getuigen en medegelovigen in andere delen van de aarde een grootscheepse, liefdevolle reliefactie op touw gezet. Binnen enkele uren deed christelijke liefde zich kennen, en uit alle richtingen stroomden er reliefgoederen in Honduras binnen. Vóór het einde van de maand werd er ruim 28.500 kilogram goederen onder de behoeftige broeders, hun families en vrienden gedistribueerd.

Op woensdag, 6 november, overwonnen de broeders en zusters van Honduras, alsook geïnteresseerde personen, alle belemmeringen die verband hielden met de orkaan en kwamen zij bijeen op een ééndaagse kringvergadering, die in het hartje van het verwoeste gebied werd gehouden. Die avond waren er vierduizend personen aanwezig. Zij waren niet alleen geïnteresseerd in het terugkrijgen van hun stoffelijke bezittingen; zij hadden geestelijk voedsel nodig. De emoties waren hoog gespannen en tranen van vreugde sprongen onze broeders in de ogen toen zij hun broeders en zusters om zich heen zagen en hoorden. Toen pas drong het volledig tot hen door dat hun leven gespaard was en dat er niemand van hen ontbrak, hoewel velen uit steden en dorpen kwamen die bijna volledig waren verwoest en waar honderden, ja duizenden de dood hadden gevonden. Het is verbazingwekkend dat er niet één Getuige in de orkaan is omgekomen. Vele uitingen van waardering voor de liefde die hun was betoond, werden van de zijde van alle broeders gehoord.

INDONESIË: De gezonde activiteit van Jehovah’s getuigen in Indonesië heeft de woede van religieuze leiders opgewekt. De mohammedanen beschouwen het van-huis-tot-huiswerk als „een indringing”. De zogenaamde christelijke geestelijken zeggen dat Jehovah’s getuigen verwarring scheppen.

In verscheidene plaatsen is meedogenloze druk uitgeoefend in een poging de regering ertoe te bewegen de organisatie te verbieden of op zijn minst te beperken, met inbegrip van de van-huis-tot-huisprediking. De regering heeft nu het van-huis-tot-huisbezoek met lectuur verboden en heeft ook verordend dat niemand benaderd mag worden die reeds een religie heeft. Jehovah’s getuigen in Indonesië passen zich aan de nieuwe situatie aan. Zij bezoeken allen die vroeger belangstelling hebben getoond en zij geven terloops getuigenis, terwijl zij tevens andere manieren vinden om het goede nieuws aan te bieden.

De volgende ervaring toont aan wat een geweldig geloof ware christenen hebben in God en zijn Woord. Een pioniersechtpaar kwam ’s avonds van een bijbelstudie thuis en de zuster voelde toen barensweeën opkomen. Zij verloor aanzienlijk veel bloed en werd naar het ziekenhuis gebracht. De dokters gaven intraveneuze voeding, maar gelastten toen een onmiddellijke bloedtransfusie en zeiden dat zij waarschijnlijk geopereerd moest worden omdat de baby dood in haar schoot was. Het echtpaar stemde in met de operatie, maar zonder bloed. De dokters weigerden echter en beweerden dat zo’n handelwijze in strijd met de medische wetenschap was. Het pioniersechtpaar ging naar een ander ziekenhuis. Hier werden zij wederom op dezelfde gronden afgewezen. Zij gingen naar het derde ziekenhuis en de dokter zei dat zij onmiddellijk een bloedtransfusie moest hebben of anders zou sterven. De zuster bevond zich in een kritieke lichamelijke toestand. Niettemin bleven man en vrouw beiden bij hun standpunt en verklaarden dat het beter was te sterven dan Gods wet te overtreden. De dokters en het ziekenhuispersoneel stonden verbaasd over zo’n geloof in God terwijl men met de dood werd geconfronteerd. Zij werden echter kwaad, vervloekten een dergelijke religie en weigerden hulp te verlenen.

Verlaten en in het ziekenhuis liggend bad de zuster, en haar man deed hetzelfde, terwijl zij voor hulp op Jehovah vertrouwden. Die nacht bracht de moeder in het ziekenhuis een doodgeboren kindje ter wereld zonder de hulp van enig ziekenhuispersoneel. De volgende ochtend waren de dokters verbaasd te zien dat de moeder nog leefde en dat zij de baby had gebaard. Eén dokter riep uit: „Dit is een wonder dat de Heer heeft verricht wegens het sterke geloof van de moeder, door haar van de dood te redden.” Na anderhalve maand was de zuster weer in het volle-tijdpredikingswerk en kon zij met haar man in juli de districtsvergadering bezoeken. Dit doet ons denken aan de jaartekst voor 1975, die luidt: „Ik wil tot Jehovah zeggen: ’Gij zijt mijn toevlucht en mijn vesting.’” — Ps. 91:2.

ISRAËL: Dit land, met al zijn moeilijkheden, heeft weer een voortreffelijk jaar van vooruitgang in de gemeenten gehad. Zij hadden een toename van 21 percent in verkondigers en bereikten in april 1975 een nieuw hoogtepunt van 263 verkondigers. De Gedachtenisviering werd door 444 personen bezocht. Deze cijfers zijn in vergelijking met enkele andere landen niet groot, maar ze laten zien dat er vooruitgang wordt gemaakt in een land waar het werk heel moeilijk is.

Het bijkantoor bericht een ervaring van een jonge man met een crimineel verleden en wiens tante met een van de gemeenten verbonden was. Zij gaf dikwijls getuigenis aan deze jonge man, maar hij reageerde er nooit op. Toen op een dag stemde hij ermee in een lezing bij te wonen die door een op bezoek zijnde zoneopziener gehouden zou worden. De lezing maakte diepe indruk op de man. Hij aanvaardde grif het aanbod van een huisbijbelstudie en de invloed die Gods Woord op zijn leven heeft uitgeoefend, is zo groot dat hij zijn vroegere levenswijze de rug heeft toegekeerd, actief in de velddienst is geworden en zijn leven aan Jehovah heeft opgedragen. De grote verandering die hij in zijn persoonlijke leven heeft aangebracht, heeft ook zijn huwelijk gered. Hij en zijn vrouw stonden op het punt van echtscheiding, daar zij in geen enkel opzicht overeenstemden. Maar nu beiden verkondigers van het goede nieuws zijn, leven zij volgens bijbelse beginselen en zijn gelukkige leden van de christelijke gemeente.

De neutraliteitskwestie kwam het afgelopen jaar in Israël erg op de voorgrond en broeders zitten gevangenisstraffen uit wegens hun christelijke standpunt. Soms werden hierdoor hun gezinnen van voedsel beroofd omdat deze jonge mannen de kostwinners waren. Maar de broeders in de gemeente zijn te hulp gesneld en hebben de betrokken gezinnen van het nodige voorzien. Sommigen van deze in de gevangenis opgesloten broeders hadden als ouderlingen of dienaren in de bediening dienst verricht. Gemeenteleden hebben ook deze opengevallen posities waargenomen. Ondanks deze belemmering werd er gedurende het jaar dus een voortreffelijke vooruitgang gehandhaafd.

LIBANON: Evenals andere delen van de wereld heeft Libanon veel ellende meegemaakt. Gedurende de lente en zomer en nu in de herfst van 1975 hebben er in en rond de hoofdstad Beirut zware gevechten tussen de wedijverende politieke partijen plaatsgevonden. Ondanks het feit dat er in alle delen van de stad dag en nacht explosies voorkomen en met machinegeweren geschoten wordt, hetgeen verlies van stoffelijke goederen tot gevolg heeft, is er naar verluidt niemand van Jehovah’s volk gedood of gewond geraakt. Dit is beslist opmerkelijk omdat velen van hen in gebieden woonden waar enkele van de hevigste gevechten hebben plaatsgevonden.

Er zijn heel wat voorvallen te noemen waarbij men ternauwernood aan machinegeweervuur en raketaanvallen is ontkomen. Eén vergaderplaats werd ernstig beschadigd en de gemeente verloor haar stoelen en andere stoffelijke goederen. Soms moesten er vergaderingen gehouden worden in gezinsgroepjes, terwijl buiten de gevechten woedden. Maar gedurende deze voortdurende beroering zijn allen geestelijk gevoed. Het predikingswerk heeft ook voortgang gevonden daar de broeders tot bevreesde buren gesproken hebben over Gods koninkrijk en de tijd dat er geen oorlog meer zal zijn.

Enige tijd geleden kwam een commissie van een protestantse kerk in Aleppo (Syrië) bijeen ten einde wegen en middelen te beschouwen om de activiteiten van Jehovah’s getuigen tegen te staan. Na veel gepraat opperde een van de oudere mannen dat er veel tegenstrijdige gedachten omtrent de Getuigen schijnen te bestaan. Hij was daarom van mening dat het alleen maar fair zou zijn wanneer enkelen van de commissie met hen zouden spreken en aldus uit de eerste hand zouden vernemen wat zij geloven. Alle aanwezigen waren hevig tegen dit idee gekant. Daarom zei deze heer dat als zij niemand van de commissie wilden aanstellen om deze kwestie te onderzoeken, hij het zelf zou doen.

Nadat hij gedurende een periode van een jaar vele gesprekken met de Getuigen had gevoerd, stelde hij de kerkcommissie ervan in kennis dat zij, in plaats van Jehovah’s getuigen tegen te staan, van hen dienden te leren en hen bij hun werk moesten helpen. Dat was voldoende voor hen om hem uit de commissie te stoten. Dit schokte hem, aangezien hij de kerk zo vele jaren had gediend. De man begon derhalve vergaderingen van de Getuigen te bezoeken. Hij zag wat ware broederlijke liefde is en wat de geest van samenwerking betekent onder degenen die verantwoordelijk zijn voor het opzicht over de gemeente. Het duurde niet lang of hij was een verkondiger van het goede nieuws. Natuurlijk verzuimde hij niet zijn vroegere kerkcollega’s te bezoeken ten einde hun de boodschap van het Koninkrijk bekend te maken. Dit veroorzaakte veel tegenstand en vervolging van de zijde van zijn familie en anderen, maar hij stond pal en werd onlangs als een symbool van zijn opdracht aan God gedoopt. Wat is deze man gelukkig dat hij op hoge leeftijd geleerd heeft Jehovah op aanvaardbare wijze te dienen!

MALEISIË: Veel jonge broeders en zusters in dit land moeten tonen dat zij werkelijk sterk staan en moeten aan hevige tegenstand van de zijde der ouders het hoofd bieden. Twee broers, van 17 en 18 jaar, ondervonden tegenstand omdat zij weigerden deel te nemen aan heidense gebruiken en riten in verband met de dood van hun grootmoeder. Deze jongens werden geslagen en beschimpt, en men dreigde zelfs dat men hun de benen zou breken, hen uit huis zou zetten en in een jongensinrichting zou opsluiten. Maar zij schipperden niet. Twee vrienden van deze jongens werden eveneens bestookt. Hun ouders kwamen vaak naar de Koninkrijkszaal en schreeuwden dan luid naar de bijeengekomen broeders, terwijl zij eens zelfs twee van de jongens wegsleepten. Deze vier jonge mannen bleven echter geregeld de vergaderingen bezoeken en zij hadden een aandeel aan de velddienst. Hoewel zij dikwijls gestompt, geschopt en slecht behandeld worden, gaan zij toch voorwaarts. Zij bereiden zich grondig op elke vergadering voor en geven veelvuldig commentaar. Zij tonen ijver en rechtschapenheid, hetgeen kenmerkend is voor Gods volk. Gelukkig tonen enkelen van hun eigen vleselijke broers en zusters nu belangstelling voor de waarheid.

MOÇAMBIQUE: Op 25 juni 1975 werd Moçambique onafhankelijk van Portugal. Er heerste een feeststemming in het hele land en overal hoorde men de roep „Viva Frelimo!” Wanneer zulke nationalistische gevoelens bestaan, rijzen er problemen voor degenen die neutraal wensen te blijven.

Omdat Jehovah’s getuigen in Malawi hun christelijke neutraliteit bewaarden en weigerden zich bij een politieke partij aan te sluiten, vluchtten zij uit Malawi en werden in zes vluchtelingenkampen langs de westelijke grens van dat land in Moçambique ondergebracht. Zij zijn nu gerepatrieerd. Sommigen van deze vluchtelingen werden per vrachtwagen naar de grens van Malawi gebracht, waar de minister van het Centrale gebied als afgevaardigde van de regering van Malawi een „welkomsttoespraak” voor hen hield. Hij zei: „U hebt Malawi uit eigen beweging verlaten, en nu keert u uit eigen beweging terug. De Malawi-Congrespartij is hier nog steeds aan de macht. Gaat nu terug naar uw huizen en werkt met uw plaatselijke partijfunctionarissen samen.”

Deze repatriëring van Moçambique naar Malawi begon op 19 augustus. Toen het dienstjaar 1975 eindigde, waren duizenden van onze broeders van Malawi dus op weg naar huis. Sommigen van hen moesten zo’n driehonderd kilometer of meer lopen. Velen bemerkten na aankomst in hun respectieve dorpen, dat de plaatselijke dorpsbewoners hen niet wilden helpen uit vrees voor represaillemaatregelen van de zijde der politieke functionarissen. In één bepaalde streek werd aan alle partijvertegenwoordigers een circulaire gezonden waarin stond dat Jehovah’s getuigen niet in hun dorpen toegelaten mochten worden tenzij zij bereid waren een partijkaart te kopen. In veel gevallen moesten zij voor veiligheid de rimboe in vluchten. Sommigen van hen zijn vreselijk geslagen omdat zij weigerden te schipperen. Volgens een ander bericht dat doorgekomen is, werden enkelen van de broeders om dezelfde reden naakt uitgekleed en vervolgens gedwongen voor de plaatselijke dorpsbewoners te paraderen. Slechts Jehovah kan voor „de uitweg” zorgen voor onze gerepatrieerde broeders in Malawi (1 Kor. 10:13). Zij zijn ongewenst in hun eigen land en zij kunnen niet naar Moçambique terug. Zij kunnen nergens naar toe.

Ondanks al deze moeilijkheden hebben echter vele nieuwelingen zich bij hen aangesloten en het afgelopen jaar werden er meer dan 2000 gedoopt.

Gedurende het afgelopen jaar bleef het Genootschap veel hulp aan onze broeders van Malawi geven die zich in de vluchtelingenkampen in het noordelijke deel van Moçambique bevonden. Tegen juni 1975 was er ruim ƒ 500.000 ten behoeve van hen besteed. De grootste afzonderlijke uitgave was voedsel. Er werd twintig ton kleding, hoofdzakelijk vanuit Zuid-Afrika verzonden, voor deze vluchtelingenbroeders verschaft. Zij kregen ook medicamenten toegezonden.

Bovendien heeft het Genootschap er regelingen voor getroffen dat iedere verkondiger in het kamp een gratis exemplaar van het Waarheid-boek en het boek Naar de Grote Onderwijzer luisteren in de Cinyanja-taal ontving. Het tijdschrift De Wachttoren bereikte hen ook geregeld, en kosteloos. Onze vluchtelingenbroeders hadden grote waardering voor de consideratie en edelmoedigheid van hun broeders over de gehele aarde, die deze hulpmaatregelen mogelijk maakten. Maar nu is de situatie slecht, en naar het schijnt worden de meeste broeders gedwongen naar Malawi terug te keren, zonder dat zij ergens anders naar toe kunnen. Alles wat wij nu kunnen doen, is voor onze broeders in Malawi te bidden. De gebeden van de rechtvaardigen hebben veel kracht. — Jak. 5:16-18.

NOORWEGEN: Terloops getuigenisgeven werpt resultaten af. Een kringopziener reisde per trein om een vergadering te bezoeken. Tegenover hem zat een jonge man die een boek over politiek las. De broeder vroeg deze persoon of hij geloofde dat de wereld door de politiek gered kon worden. Nee, de jonge man geloofde niet dat de wereld waardoor maar ook gered kon worden. De broeder begon met hem over de bijbel te spreken. De jonge man stelde vele vragen over Gog van Magog, de hoer van Openbaring, enzovoort. Hij luisterde aandachtig, en toen zij hun plaats van bestemming bereikten, wisselden zij adressen uit.

De volgende week legde de jonge man veertig kilometer op de fiets af naar het bijkantoor in Oslo om acht boeken te halen. Na gelezen te hebben wat Openbaring, hoofdstuk zeventien, betekent, ging hij naar de Staatskerk en liet zich uitschrijven. Er werden regelingen getroffen dat er een bijbelstudie met de jonge man werd geleid. Hij heeft werkelijk bezorgdheid voor zijn familie getoond en heeft heel wat trips naar huis gemaakt om zijn familie en andere verwanten getuigenis te geven. Er werd een studie met zijn broer begonnen, die nu fijne vorderingen maakt. Dit alles is binnen vier maanden tijds gebeurd en laat duidelijk uitkomen hoe noodzakelijk het is de geest van een evangelieprediker te hebben.

OOSTENRIJK: Enkele jonge broeders die een bepaalde wereldse betrekking wilden hebben, moesten gedurende acht weken van het jaar een speciale opleidingsschool bezoeken. Toen een van de broeders van huis wegging, maanden zijn ouders hem aan: „Vergeet nooit dat je een van Jehovah’s getuigen bent.” Deze jonge broeder zei tegen de ingenieur dat hij aan enkele schoolceremonies niet zou kunnen meedoen omdat hij een van Jehovah’s getuigen was. Hoewel zijn schoolcollega’s zeiden dat deze jonge man bekrompen was, veranderden zij snel van opinie. Op een dag zei de leraar dat zij een vrije bespreking over religie zouden hebben. De jonge broeder sprak toen gedurende ongeveer een uur voor de hele klas over de biecht, Jezus Christus, de heilige geest en de organisatie waarmee hij verbonden is. Nu hadden de medestudenten een andere opinie omtrent deze jonge man. Hij kende zijn bijbel, en bovendien voegde zijn gedrag op de school luister toe aan zijn geloofsovertuiging.

Liefde voor Jehovah gaf deze jonge broeder de gelegenheid gedurende deze periode van zijn speciale opleiding met anderen over de waarheid te spreken. Hij kon samen met zijn kamergenoot dagelijks de bijbel lezen. Al gauw ging een van zijn schoolcollega’s met hem mee naar de gemeentevergaderingen. Wat voortreffelijk was het dat deze jonge man nooit de woorden van zijn ouders vergat: „Vergeet nooit dat je een van Jehovah’s getuigen bent.”

PAKISTAN: Achtentwintig jaar lang zijn er reeds verkondigers in Pakistan. Dit betrekkelijk nieuwe land werd op 15 augustus 1947 gevormd. Sindsdien hebben twee zendelingen, te zamen met een aantal andere broeders, ijverig onder de 66 miljoen mensen van de natie gewerkt. Het werk is moeilijk, maar de vreugde van de verkondigers is geweldig wanneer zij zien dat er vooruitgang in dit moslim-land wordt gemaakt. Zou u jarenlang uw enthousiasme kunnen bewaren en er verrukt over kunnen zijn wanneer in één jaar tijds in het hele land zesentwintig mensen hun leven aan God opdroegen? Welnu, de zendelingen, pioniers en gemeenteverkondigers in Pakistan verheugen zich erover dat zij nu een nieuw hoogtepunt van 184 verkondigers hebben.

Een vrouw leerde terwijl zij voor de regering werkte de waarheid kennen en werd gedoopt. Toen haar contract in 1974 eindigde, rees de vraag: ’Zal ik naar mijn eigen land teruggaan of blijven dienen waar de behoefte groter is?’ Zij heeft regelingen getroffen om ontslag van haar wereldse werk te nemen en in de gemeente te blijven waar zij de waarheid heeft leren kennen en is nu ingeschreven als gewone pionierster. Wat een vreugde brengen de broeders en zusters van Pakistan — waar in het gehele land slechts vijf gemeenten zijn — tot uitdrukking dat zij in één jaar tijds zesentwintig nieuwe discipelen van Christus Jezus hebben gevonden, vergeleken met een voorgaand hoogtepunt van zeventien personen.

ZAÏRE: Jehovah’s getuigen in dit land worden niet door de regering erkend. Hoewel er in de meeste delen van het land geen openlijke vervolging is, heeft dit niet erkend worden aanzienlijke moeilijkheden voor Gods volk veroorzaakt. Grote congressen kunnen niet gehouden worden. Gemeentevergaderingen worden dikwijls zorgvuldig door plaatselijke autoriteiten bespied, en er wordt gedreigd de Getuigen de openlijke prediking te beletten. Omdat de broeders en zusters hun neutraliteit handhaven, zijn sommigen hun baan kwijtgeraakt of zijn zij geslagen en in de gevangenis gezet. Hun kinderen zijn van school gestuurd. Dit alles ontmoedigt de Koninkrijksverkondigers echter niet. Zij hebben hun predikingsactiviteit niet laten verslappen. Integendeel, gedurende 1975 is er in Zaïre een groter getuigenis dan ooit gegeven.

WERELDBERICHT: Ten behoeve van u staat op de bladzijden 22 tot 29 het jaarbericht over de Koninkrijksprediking in de gehele wereld. U vindt daar in alfabetische volgorde alle bijkantoren van de Watch Tower Society vermeld, en onder elk bijkantoor de verschillende landen die aan de zorg ervan zijn toevertrouwd. Het is werkelijk een aanmoedigend bericht, want het toont dat Jehovah zijn volk heeft geleid, en er is gedurende dit afgelopen dienstjaar 1975 een geweldig getuigenis gegeven. Degenen die het voorrecht hadden het goede nieuws van het Koninkrijk bekend te maken, bereikten een hoogtepunt van 2.179.256, hetgeen 157.824 personen meer is dan het aantal dat verleden jaar Gods koninkrijk bekend maakte.

De mensen moeten over het koninkrijk van God worden ingelicht. Jezus Christus zei: „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde komen” (Matth. 24:14). Daarom vindt deze wereldomvattende prediking van het goede nieuws op ijverige wijze voortgang, en deze dienstknechten van Jehovah besteedden er 382.296.208 uur — elf miljoen uur méér dan gedurende enig voorgaand jaar — aan om tot de mensen over het goddelijke voornemen te spreken.

Jehovah’s getuigen waren er ook in geïnteresseerd om bij degenen die graag meer over Gods voornemen wilden weten, iets te lezen achter te laten. Daarom verspreidden zij gedurende hun twaalf maanden van velddienst over de gehele wereld 28.410.783 gebonden boeken en bijbels en 12.163.807 brochures van 32 of 64 bladzijden, alsmede 293.705.005 tijdschriften De Wachttoren en Ontwaakt! Tevens werden er 2.111.730 abonnementen op deze tijdschriften afgesloten. Zij waren er echter niet tevreden mee slechts lectuur te verspreiden. Zij brachten nabezoeken, waarbij zij de mensen ertoe trachtten aan te moedigen de lectuur te lezen of zelfs de bijbel aan de hand van christelijke publikaties te bestuderen. Jehovah’s getuigen waren dan ook in staat elke week 1.411.256 huisbijbelstudies in de huizen van geïnteresseerde personen te leiden. Zij brachten 155.336.481 nabezoeken gedurende het jaar. Wat een geweldige krachtsinspanningen hebben zij in het werk gesteld om mensen te helpen Gods Woord te begrijpen!

Ten einde Jehovah’s getuigen in het Koninkrijkspredikingswerk te helpen, werden er in hun eigen drukkerijen in de Verenigde Staten, Duitsland, Finland en Griekenland, en in andere drukkerijen, 63.305.420 gebonden boeken en bijbels, en 513.705.582 tijdschriften De Wachttoren en Ontwaakt!, alsmede 22.190.340 brochures, vervaardigd opdat mensen in alle natiën die het Woord van God wensen te lezen en bestuderen, dit met behulp van deze publikaties kunnen doen.

De Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania had gemiddeld 2456 zendelingen die over de gehele wereld werkzaam waren en zij zijn inbegrepen bij de 15.734 speciale pioniers. Deze speciale pioniers besteden elke maand 150 uur aan het predikingswerk. Bovendien waren er 114.491 gewone en tijdelijke pioniers, die ongeveer 100 uur per maand aan de velddienst besteden. Gedurende de gehele periode van twaalf maanden waren er gemiddeld elke maand 1.932.224 gemeenteverkondigers, die zo tussen de 10 en 20 uur aan de velddienst besteedden. Al deze voortreffelijke werkers te zamen brengen het totaal op 2.062.449 verkondigers die gemiddeld elke maand in de velddienst stonden. En op een bepaalde tijd gedurende het jaar bereikten zij het hoogtepunt van 2.179.256 verkondigers.

Gedurende het dienstjaar 1975 konden Jehovah’s getuigen 295.073 personen helpen er de noodzaak van in te zien hun leven aan Jehovah God op te dragen en zich als een symbool van die opdracht in water te laten dopen. Zij zijn nu opgenomen in 38.256 gemeenten in 210 landen.

Dit zijn niet de enige mensen die geïnteresseerd zijn in het werk dat Jehovah’s getuigen doen. Elk jaar komen ten tijde van de viering van het Avondmaal des Heren, of de Gedachtenisviering, velen van degenen bij wie een bijbelstudie wordt geleid, en andere belangstellende personen, met Jehovah’s getuigen in hun Koninkrijkszalen over de gehele wereld bijeen. Op 27 maart 1975, na zes uur ’s avonds, kwamen er 4.925.643 personen bijeen om de dood van de Heer Jezus Christus te herdenken. Dit betekent iets voor hen. Jezus’ dood aan de martelpaal kan eeuwig leven voor hen betekenen, indien zij een onwrikbaar geloof oefenen in Jehovah, zijn Zoon en het koninkrijk, door middel waarvan God hun de zegeningen van leven in zijn beloofde nieuwe ordening zal schenken.

Jehovah’s getuigen over de gehele wereld worden door de natiën op aarde niet geliefd. Het is precies zoals Jezus zei: „Gij zult om mijn naam voorwerpen van haat zijn voor alle mensen” (Matth. 10:22). Hoewel dit waar is en Jehovah’s christelijke getuigen weten dat zij vervolging zullen ondergaan, geloven zij de woorden van de bijbel: „Werp uw last op Jehóvah, en hijzelf zal u schragen. Nooit zal hij toelaten dat de rechtvaardige wankelt” (Ps. 55:22). Ofschoon deze voortreffelijke christenen zich weliswaar in de wereld bevinden, zijn zij er dus geen deel van. Zij zijn geïnteresseerd in de Soevereine Regeerder van het universum, Jehovah God, en zij nemen hun standpunt definitief aan zijn zijde in Jezus zei: „Het uur komt waarin een ieder die u doodt, zal menen God een heilige dienst te hebben bewezen” (Joh. 16:2). Niettemin zal Gods volk zich niet laten afbrengen van het doel waarvoor zij zich hebben opgedragen, namelijk in rechtschapenheid te wandelen en Jehovah’s grote naam te verheerlijken.

Er gebeuren wonderbaarlijke dingen. Gedurende dit afgelopen jaar heeft het werk van het maken van discipelen openlijk in Portugal plaatsgevonden, in plaats van ondergronds, want de regering aldaar heeft Jehovah’s getuigen als een religieus lichaam in dat land erkend. Wij danken Jehovah hiervoor. In Griekenland hebben Jehovah’s getuigen grotere vrijheid gekregen, zodat zij het goede nieuws kunnen bekendmaken.

Hoewel Jehovah’s getuigen in vele landen worden vervolgd, is hun werk geen halt toegeroepen. Zelfs achter het IJzeren Gordijn en in andere moeilijke landen zijn 177.861 verkondigers van het Koninkrijk. Dit is een toename van 8,8 percent over het afgelopen jaar. Dat was het gemiddelde elke maand gedurende het dienstjaar 1975. Zij bereikten een nieuw hoogtepunt van 185.804 verkondigers. Ook al moeten zij in communistische landen en andere landen ondergronds werken en zich tamelijk goed verborgen houden, toch was er in deze landen een bezoekersaantal van 291.460 personen op de Gedachtenisviering. Sta daar eens bij stil! Gedurende het afgelopen jaar waren deze vervolgde christenen in staat in hun respectieve landen 19.003.812 uur aan de prediking van het goede nieuws van het Koninkrijk te besteden.

Dit werk van Jehovah’s getuigen zal voortgang vinden omdat het Gods tijd ervoor is dat het goede nieuws van het Koninkrijk over de gehele wereld wordt gepredikt. Hoewel de toestanden wellicht slechter voor hen worden, zullen ze ook veel slechter worden voor de natiën van de wereld. Deze natiën zijn tegen God en zijn soevereiniteit gekant. Zij weigeren zijn koninkrijk als de enige hoop voor de mensheid te aanvaarden. Het gevolg zal zijn een grote verdrukking voor alle natiën en hun religieuze stelsels in de definitieve vernietiging van het huidige samenstel van dingen. Jezus profeteerde dat dit goede nieuws van Gods koninkrijk op de gehele bewoonde aarde gepredikt zal worden tot een getuigenis voor alle natiën en dat dan het einde zal komen (Matth. 24:14). Dat betekent het einde van het huidige samenstel van dingen. Het zal gevolgd worden door de glorierijke duizendjarige regering van Jezus Christus, het Messiaanse koninkrijk waar christenen tot God om gebeden hebben met de woorden: „Uw koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op aarde” (Matth. 6:10). Tot die tijd hebben Jehovah’s christelijke getuigen dus werk te doen, en onder zijn leiding zullen zij ermee voortgaan het te doen.

Jehovah’s getuigen zijn dankbaar voor het door God geschonken voorrecht de Koninkrijksboodschap over de gehele aarde bekend te maken. Zij zijn er beslist blij om dat zij door hun christelijke woorden en daden ’de leer van hun Redder, God, in alle dingen kunnen sieren’ (Tit. 2:10). Wat een vreugde is het geweest om, ondanks vervolging en andere moeilijkheden, als een lichaam van christelijke getuigen van Jehovah God samen te werken en gedurende het dienstjaar 1975 dit goede nieuws bekend te maken!

[Tabel op blz. 22-29]

BERICHT OVER HET DIENSTJAAR 1975 VAN JEHOVAH’S GETUIGEN OVER DE HELE WERELD

(Zie publicatie)