Jaartekst voor 1976
Jaartekst voor 1976
„Aangezien gij deze dingen verwacht, doet uw uiterste best om tenslotte door hem onbevlekt en onbesmet en in vrede bevonden te worden.” — 2 Petr. 3:14.
Het schijnt dat christenen altijd vol verwachting zijn. Zij zien altijd naar iets uit. In verband met onze jaartekst gaf de apostel Paulus ons de raad het einde van het hele zichtbare universum te verwachten. Waarom? Omdat de dag van Jehovah nabij is. Die dag zal komen, en wel heel onverwacht, als een dief, Daarom zei Petrus tot christenen: „Wat voor soort van mensen behoort gij dan wel te zijn in heilige gedragingen en daden van godvruchtige toewijding.” — 2 Petr. 3:11.
Als volgelingen van Christus Jezus willen wij in zijn voetstappen wandelen en wij weten dat Jezus een zeer voortreffelijke ’openbare bekendmaking voor Pontius Pilatus’ heeft afgelegd. Paulus schreef Timótheüs hierover en zei: „Ik [beveel] u dat gij het gebod op een onbevlekte en onberispelijke wijze onderhoudt” (1 Tim. 6:13, 14). In dezelfde brief vermaande hij Timótheüs en ons allen verder met de woorden: „Behoed wat u is toevertrouwd, en keer u af van de holle klanken waardoor wat heilig is geweld wordt aangedaan” (1 Tim. 6:20). Wij moeten in deze dagen waakzaam zijn. Wij kunnen niet apathisch zijn en gewoon niets doen. Wij moeten druk bezig zijn! Dit betekent dat wij gehoor moeten geven aan het gebod „gaat . . . en maakt discipelen van mensen uit alle natiën, hen dopende in de naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige geest”. — Matth. 28:19.
Als wij bevlekt en besmet zouden zijn, zouden wij niet bepaald geschikt zijn om op te treden als iemand die discipelen maakt.
Met al de narigheid en benauwdheid die de wereld thans kent, is het beslist noodzakelijk dat wij in vrede met elkaar zijn. Wij moeten elkaar liefhebben en aldus die volmaakte band van eenheid bewaren (Kol. 3:14). Als wij ons onbevlekt en onbesmet en in vrede bewaren, zullen wij stellig goedgekeurde aanbidders van de Soevereine Heer Jehovah zijn en te zamen met al onze broeders en zusters, die hun leven eveneens aan het doen van de wil van God hebben opgedragen, in zijn geestelijke paradijs kunnen blijven. Er zijn thans over de gehele wereld meer dan 38.000 gemeenten van Jehovah’s getuigen, waar Gods volk elke week bijeenkomt. Hier moedigen wij elkaar aan en bouwen wij elkaar geestelijk op. Bent u daar onder die gelukkige menigte en helpt u anderen? Wij dienen altijd in gedachten te houden dat ’God zijn eigen liefde jegens ons hierin aanbeveelt, dat Christus voor ons is gestorven terwijl wij nog zondaars waren’ (Rom. 5:8). Zullen wij nu werkelijke liefde jegens hem tonen door een goed, rein leven te leiden?
Laten wij waakzaam zijn en de dingen verwachten die in de zeer nabije toekomst komen zullen. Wij moeten ons, met Gods hulp, onbevlekt en onbesmet bewaren en in vrede jegens elkaar en vooral jegens God, die ons zozeer heeft liefgehad.