Jaartekst voor 1977
Jaartekst voor 1977
„Gij hebt volharding nodig, om de vervulling van de belofte te ontvangen.” — Hebr. 10:36.
Er zijn nu meer dan 3900 jaar verstreken sinds Jehovah Abraham voor de eerste maal de belofte gaf: „In uw zaad zullen alle families van de aarde gezegend worden” (Hand. 3:25; Gen. 12:3; 22:18). Abraham stelde geloof in die belofte. Zonder te aarzelen gehoorzaamde hij God en trok hij uit Ur in Babylonië weg, waardoor hij de afgoderij en zonde van die stad ver achter zich liet. Abraham werd een tentbewoner in een ver land, waar hij, te zamen met Isaäk en Jakob, „de stad [verwachtte] die werkelijke fundamenten heeft, van welke stad God de bouwer en schepper is”. — Hebr. 11:10; Jak. 2:23.
Het Ur uit de oudheid is nu een dode ruïnestad, terwijl Gods „stad” thans regeert als het koninkrijk der hemelen in handen van het ’zaad van Abraham’, de verheerlijkte Messías, Jezus Christus. De „belofte” is binnen ons bereik! Het onwankelbare voorbeeld van Abraham en andere mensen des geloofs uit de oudheid, en bovenal het voorbeeld van „de Voornaamste Bewerker en Volmaker van ons geloof, Jezus”, dient ons ertoe aan te sporen ten koste van alles aan die belofte vast te houden! De zegeningen die in het rijk van de Koninkrijksheerschappij genoten kunnen worden, zijn beslist reëel, schenken voldoening en zullen eeuwig blijven. — Gal. 3:16; Hebr. 11:8-16; 12:1-3.
Evenals Abraham in de oudheid, zijn Gods dienstknechten thans „geen deel van de wereld”, om welke reden de wereld hen „haat” (Joh. 15:19). Bovendien is „de god van dit samenstel van dingen”, Satan de Duivel, zich er ten volle van bewust dat hij slechts „een korte tijdsperiode” heeft. Wie maakt hij derhalve tot zijn speciale doelwit? Het zijn de „overgeblevenen”, het gezalfde overblijfsel van het „zaad” van Gods „vrouw”, die, te zamen met de „grote schare”, „de geboden van God onderhouden en het werk hebben dat bestaat in het getuigenis afleggen omtrent Jezus” als de op de troon geplaatste Regeerder in het koninkrijk van God. — 2 Kor. 4:4; Openb. 12:12, 17; 7:9, 10.
In deze jaren zeventig spoelt een golf van nationalisme over Afrika, alsook over andere werelddelen en eilanden in de wereldzeeën. Satan voert een „hete oorlog” tegen Jehovah’s Getuigen, en velen van hen houden met gevaar voor hun leven stand. Zij zijn nu in meer dan veertig landen verboden of aan beperkingen onderworpen. Bent u iemand die te zamen met alle andere getrouwe dienstknechten van God zult volharden? Of ’doet u het gemakkelijk aan’, terwijl u erin opgaat materiële dingen na te streven, zodat u zichzelf openstelt
voor een aanval van de zijde van Satan? Dat zou rampspoedig kunnen zijn!De Koninkrijksprediking en het maken van discipelen is nooit dringender geweest dan thans! „Want nog ’een zeer korte tijd’ en ’hij [Jehovah] die komt, zal aankomen en zal niet uitblijven’.” Zult u zich gedurende de „korte tijd” die ons nog rest, door het doen van „de wil van God” in beslag laten nemen? Kunt u manieren vinden om een gewone of hulppionier te zijn of uw dienst voor God anderszins uit te breiden? Activiteit maakt het gemakkelijker te volharden. En wat is de beloning voor deze volharding? Welnu, „de vervulling van de belofte” — Koninkrijkszegeningen die tot in alle eeuwigheid nimmer zullen vervagen! — Hebr. 10:36-39.