Jaartekst voor 1979
Jaartekst voor 1979
„Hierin wordt mijn Vader verheerlijkt, dat gij veel vrucht blijft dragen en u mijn discipelen betoont.” — Johannes 15:8.
De „wijnstok” die in het jaar 29 G.T. door Jehovah God werd geplant, draagt thans, na zo’n negentienhonderd vijftig jaar, nog steeds volop goede vruchten! Wat strekt dit hem tot eer! Hoe wordt hij door de overvloed aan vruchten die deze „wijnstok” voortbrengt, verheerlijkt! Wij die de goede vruchten ervan hebben gesmaakt, weten dat maar al te goed.
„Ik ben de ware wijnstok”, zei de Zoon van God, Jezus Christus, „en mijn Vader is de bebouwer.” Evenals deze grote Bebouwer er voor heeft gezorgd dat de letterlijke wijnstok tot vreugde van anderen vrucht draagt, heeft hij zich ook voorgenomen dat deze geestelijke „wijnstok” vrucht zou dragen. Vanaf het moment dat Jehovah deze wijnstok plantte, heeft hij hem verzorgd opdat hij er nooit mee zou ophouden vrucht te dragen, maar zijn opbrengst veeleer zou toenemen. Jezus Christus, de Zoon van deze Bebouwer, zou niet willen dat zijn hemelse Vader iets aan heerlijkheid zou inboeten doordat hij een onproduktieve „wijnstok” zou zijn. Hij stelde het voorbeeld door zelf bijzonder veel vrucht te dragen, en hij werkte hard om „takken” in eendracht met hemzelf voort te brengen. Deze takken waren discipelen die het sap, de geest, van de „wijnstok” zouden indrinken en vervolgens veel vrucht zouden voortbrengen. — Joh. 15:1-5.
Dat is nu precies wat de eerste „takken” deden. Op de dag van het pinksterfeest werd, door bemiddeling van de verheerlijkte Jezus Christus, „de ware wijnstok”, Gods heilige geest op ongeveer 120 „takken” uitgestort. Dezen gaven er blijk van zijn discipelen, zijn „takken”, te zijn doordat zij de duizenden joden en joodse proselieten die door het schouwspel werden aangetrokken, krachtig getuigenis gaven. Ongeveer 3000 van deze toehoorders ’aten’ van de geestelijke vruchten die hun werden aangeboden. Zij aanvaardden het getuigenis als de waarachtige feiten omtrent Jezus Christus en getuigden vervolgens van hun geloof door zich in de naam van de Messías Jezus te laten dopen. Door aldus met de „ware wijnstok” verenigd te worden, ontvingen ook zij de heilige geest en werden „takken” van de „wijnstok” Christus.
Strekte dit de Bebouwer van de „ware wijnstok” tot heerlijkheid? Ja, want met betrekking tot het groeiende aantal discipelen zegt het heilige verslag dat zij ’God loofden en bij het gehele volk in de gunst stonden. Terzelfder tijd bleef Jehovah dagelijks degenen die gered werden, aan hen toevoegen’. — Hand. 2:47.
Tegenwoordig vormen degenen die met de geest gezalfde „takken” van de „wijnstok” Christus zijn, slechts het laatste overblijfsel van de voorbeschikte 144.000. Wat Jezus 19 eeuwen geleden tot zijn apostolische Gal. 5:22, 23). In deze tijd van geestelijke hongersnood hebben zij aan de mensen uit alle natiën de voordelen van deze geestelijke vruchten aangeboden. Op welke wijze? Door actief bezig te zijn met een wereldomvattend getuigeniswerk.
„takken” zei, geldt ook voor dit overblijfsel: Zij moeten veel vrucht dragen. Door dit te doen, bewijzen zij dat zij in eendracht zijn met de „ware wijnstok”, Jezus Christus, en zijn discipelen zijn. Dit legt hun natuurlijk de verplichting op de „vruchten van de geest” voort te brengen (Een wijnstok doet vanwege de vele samengestelde delen waaruit hij bestaat, aan een organisatie denken. In overeenstemming met dit feit moeten de „takken” van de „wijnstok” Christus op een georganiseerde wijze in eendracht met Jezus Christus functioneren. Als een verenigde organisatie moeten zij de gehele mensheid de voordelen van hun geestelijke vruchten aanbieden door ware christelijke eigenschappen aan de dag te leggen wanneer zij het laatste wereldomvattende getuigenis met betrekking tot het nu opgerichte koninkrijk van God geven. — Matth. 24:14; Mark. 13:10.
Degenen die reeds een internationale „grote schare” vormen, hebben hier voordeel van getrokken. Zij geven Jehovah God hiervoor heerlijkheid. Zij hebben zich nauw met de met een wijnstok te vergelijken organisatie verbonden. In plaats van alleen maar zelf van de goede vruchten van de „wijnstok” te genieten, trachten zij christelijke eigenschappen te ontwikkelen en deze in hun activiteit tot uitdrukking te brengen. Zij kunnen hun vreugde niet voor zichzelf houden. Die vreugde is iets om met anderen te delen. — Openb. 7:9, 10, 15.
Het dreigende einde van het vreugdeloze samenstel van dingen van deze wereld komt iedere dag dichterbij. De gelegen tijd om „dit goede nieuws van het koninkrijk” te prediken, nadert zijn einde. Daarom wordt het steeds dringender de mensen van deze in gevaar verkerende wereld „dit goede nieuws van het koninkrijk” te brengen. Degenen die zich bewust zijn van die steeds groter wordende dringendheid zullen oprechte christelijke hoedanigheden aan de dag leggen. Wie zullen er derhalve, door veel vrucht te dragen, aan meewerken dat God verheerlijkt wordt? Moge een ieder van ons daartoe behoren!